is het nog slechts een enkele man, die naast het smeden van gewone
messen voor den landbouw en verder ijzeren gereedschap, zoo nu en
dan een strijdzwaard smeedt van zeer twijfelachtige hoedanigheid.
Zijne wijze van graveeren herinnert aan die van andere zwaarden
van verwante stammen, doch de uitvoering is veel minder goed.
De vrouwen maken niets, dat zieh voor veel geld naar buiten
laat verkoopen; in hare vrije uren leggen zij zieh toe behalve op
het vervaardigen harer huishoudelijke voorwerpen, op het vlechten
van fijne matten en het maken van kraalpatronen voor zwaardkoor-
den en belegseis voor de binnenzijde van de scheede.
In vroeger tijden, voor de Europeesche katoentjes voldoende
werden ingevoerd, was het weven en kleuren van doek een harer
hoofdbezigheden; nog enkele dezer weefsels van hetzelfde karakter
als nu aan den Boven-Mahäkam worden vervaardigd, zijn nog over
en deze zijn zoo fijn gestikt, als geen Mendalam vrouw het meer
nitvoeren kan. Op het gekochte katoen ziet men tegenwoordig slechts
rijgsteken, met welke de kleeren eveneens worden genaaid.
De matten , die voor de huishouding en den veldarbeid door de
vrouwen gevlochten worden, speien daarin een groote rol en worden
in den oogsttijd nog wel eens aan andere stammen overgedaan.
De sterkste hebben rotan voor grondstof, breed of smal gespleten,
al naarmate het grove of fijne matten geldt. Het is het werk der
mannen, den rotan uit het bosch te halen en door splijten en
gladtrekken tusschen twee mesjes geheel gereed te maken voor het
gebruik. Als bij alle huisarbeid gebruiken de Kajans bij het splijten
van den rotan hun scherpgepunt, langwerpig mesje, njoe, dat
zij aan de binnenzijde van de zwaardscheede altijd bij zieh dragen
en waarmede de rotan op de gewenschte dikte wordt gebracht. De
beide mesjes, welke vervolgens moeten dienen voor het gelijkmaken,
staan op eenigen afstand van elkander, met hnn punten rechtop in
een stuk hout en vormen met de scherpe kanten een hoek zoodanig,
dat de rotan er tusschen door getrokken, alle oneffenheden verliest.
Zoowel voor de fijne ligmatjes als de grove oogstmatten, moet het
materiaal deze bewerking ondergaan.
Vergelijkt men het werk der Kajanvrouwen met dat van de
stammen aan den Mahäkam dan blijkt ook deze kunst van het
mattenvlechten in den Mendalam vrij wat minder ontwikkeld te
wezen dan ginds. Dat zij dit zelf ook inzien, blijkt wel daaruit, dat
de hoofden gaarne matjes medebrengen uit den Mahakam; de pa-
tronen van het vlechtwerk aan den Mendalam zijn nog wel dezelfde,
maar de gebruikte rotan is minder fijn en de uitvoering minder
regelmatig.
Naast de natuurlijke kleur houden de Kajans er v an , rood en
zwart te zien in hun vlechtwerk, welke beide kleuren aandegrond-
stof gegeven worden door ze te koken met bepaalde planten; voor
het zwart met een soort Acanthacee, voor het rood met een Pithe-
colobium. Om de zwarte kleur nog donkerder te maken, begraaft
men de vlechtstrooken gedurende twee dagen in den grond, waar
deze zeer modderig is. Dit wordt ook gedaan met het harde, don-
kerroode hout, waarvan zwaardgevesten dikwijls gesneden worden;
deze komen er dan u it, alsof ze van ebbenhout waren.
Een bijzondere plaats in de huishouding van de Kajans neemt als
materiaal, om de meest verschillende dingen van te maken, een
soort waaierpalm in, die alleen voorkomt in het brongebied van
de rivieren van Centraal-Borneo en daar samit genoemd wordt. De
deelen van het waaiervormige blad hebben een lengte van ± 80
c.M., zijn aan het benedeneinde 3, van boven 10 c.M. breed en
daarbij steviger en buigzamer dan de meeste andere palmbladen in
drogen vorm. Voor het gebruik worden de bladen afwisselend met
top en ondereinde naast elkander, in de lengte nauwkeurig met den
naad vereenigd, waardoor men een sterk, licht en waterdicht, boven-
dien goed buigbaar substraat verkrijgt, dat vooral op reis veel in
gebruik is voor ligmatjes en dakbedekking. Door meer strooken naast
en op elkaar te hechten, vervaardigt een Kajanvrouw in körten
tijd matten tot 3 M. lang en 11 M. breed, welke dubbel gevouwen
en opgerold, gemakkelijk mede te nemen zijn. Behalve hiervoor, vindt
de samit in de huishouding nog eene uitgebreide toepassing voor
regenschermen, groote zonnehoeden en voor het vervaardigen van
zakken, die waterdicht en dus zeer geschikt zijn voor het opbergen
van kleinigheden als kralenwerk, armbanden, tabak, naaigereed-
schap enz.
Behalve rotan en samit, zjjn nog verschillende langwerpige