Mendalam stelt die van eene rechter hand voor; het kortere linker
gedeelte is dat van de binnenvlakte van den onderarm boven den
pols. Aan het beneden uiteinde ziet men de versiering van de rug-
zijde der vingers. Deze laatste is bij gewone vrouwen vlak zonder
figuren; het meest voorkomende getal van vijf lijnen in de afbeelding
duidt op de tatouage van een aanzienlijker vrouw.
Afzonderlijke deelen van gewicht zijn boven aan de rugzijde van
den arm de „poesoeng” . Meer naar beneden ligt eene figuur, waar-
van de enkele deelen heeten: manok wak == u il, krawit — spiraal,
terwijl de rechte lijnen dolong harok r= boorden van een boot,
worden genoemd.
Ook hier vindt men aan de beneden binnenzijde 'een eenigszins
gewijzigden rand van pedjakö, terwijl de ikö of staartlijn het ge-
heel in figuren verdeelt en insluit.
Arm-
I, 243.
en (rechter-) handtatouage der Kajanvrouwen aan den Mendalam.