I II
rook zwart geworden ruimte, die er in den beginne samengesteld
genoeg uitzag.
Bij bet licht, dat onder een groot dakvenster met palmbladen
kap naar binnen kwam, bleken mij längs de wanden van het ver-
trek verschillende afzonderlijke ruimten getimmerd, welke des nachts
de hnisgezinnen, die hier samenleefden, opnamen. Längs den wand
der galerij verhief zieh een 5 M. breede vunrhaard, waar op drie-
voeten verscheidene ijzeren pannen boven een houtvuur stonden. Op
verschillende vakken boven dit vuur lagen benoodigdheden voor de
huishouding, die door den rook tegen vocht en insecten werden
besehermd. In de eerste plaats het hier zeer kostbare zout, zoete
aardappelen, mais en droge bijspijzen voor de rijst.
Het kookgereedschap bestond uitsluitend uit vlakke ijzeren pannen
van verschillende grootte, terwijl voor watervaten groote bamboes
en kalabassen dienst bleken te doen.
Boven deze vakken waren andere, geheel gevnld met netjes op-
gestapeld brandhout, dat hier gelegenheid had tot drogen.
Terwijl ik de omgeving opnam, hadden de bewoners tijd gehad om
zieh te hersteilen van den schrik van mijne komst, en vond ik
het geraden de voornaamsten van het gezelschap te gaan begroeten.
De dochters van het hoofd en hare echtgenooten kwamen daarvoor
het eerst in aanmerking, de jongere zoons waren gelukkig niet al
te schnchter.
Behalve dezen huisden in deze ruimte nog verschillende huisge-
zinnen van slaven, die meer bepaald verbonden waren aan het
verrichten van arbeid voor h.et hoofd. Daar bij de Bahau’s de slaven
, in den regel afstammende van vroegere krijgsgevangenen,
uitsluitend aan het hoofd toebehooren, zoo liet deze de anderen
met hunne gezinnen op zieh zelf wonen in andere vertrekken van
het lange huis.
Längs den hier dichtgemaakten achterwand van het huis onder
het dakvenster, waar de vloer ook wat hooger was, stonden groote
gongs en tempajans in een lange rij opgesteld, terwijl de oude en
meer kostbare in de afgeschoten ruimten waren opgeborgen met
de overige familiestukken als oude zwaarden, speren en kralen.
Om de aanwezigen' hun gemoedsrust weer te geven, bevrijdde ik