toeng (branden), noegal (zaaien), nawö (wieden), ngëlenô (oogsten),
newoekö (einde van den oogst) en nangei (het vieren van nieuw
jaar en begin van een nieuwen rijstbouw). De feesten bij noegal
en nangei zijn de voornaamste.
Behalve bij het zoeken der velden , houden de Kajans zieh bij iedere
afwisseling in de werkzaamheden van den rijstbouw, aan de waar-
schuwende stem van bepaalde vogels, die door hen worden aange-
zien als boden der zooveel meer wetende geesten. Ziet iemand bij
den eigenlijken aanvang van het boschkappen, zaaien of oogsten
den vogel, die'door links opvliegen waarschuwt, dan wordt er verder
in ’t geheel niet aan zoo’n veld gewerkt en moet de eigenaar door
het planten van maïs in kleine veldjes, van oebi en suikerriet, in
het onderhoud der zijnen trachten te voorzien. Teneinde zoo’n hin-
derlijk toeval te voorkomen, begint men in den aanvang de werkzaamheden
’s nachts. Ook de kidjang of het re e , verbiedt de verdere
bewerking van een gebrand veld door er zieh op te vertoonen.
Gedurende den overigen tijd van den rijstbouw heft eene waar-
schuwing van dit dier de werkzaamheden slechts op voor een enkelen
dag. De slangen speien dan ook een groote rol, vooral een slang
met een zwart lichaam , rooden kop, staart en buik en twee witte
strepen over den rüg. Ontmoet men deze, dan regelt het al of niet
doorgaan, zieh naar de houding van den kop van het dier ; wijst die
naar huis, huiswaarts keert dan de Kajan, anders vervolgt hij wel-
gemoed zijn weg. Een willekeurige slang in ’t ladanghuisje bij aan-
komst op ’t veld ’s morgens, doet alle arbeiders dien dag terugkeeren.
In de drukste tijden verhuizen de gezinnen zeer dikwijls naar de
ladangs.
Daar de Kajans zieh voorstellen, dat de rijst een ziel heeft, die
gevoelig is voor dezelfde indrukken als wij, zijn in den eersten tijd
na het zaaien verschillende dingen verboden. In de eerste plaats mag
men geen dieren dooden, nit vrees dat het bloed de rijstziel ver-
schrikken zou. Om dezelfde reden is het dan niet geoorloofd te huwen
of zieh te laten tatouëeren.
Groote werkzaamheden, als het maken van eene omheining, zouden
dan de rust te veel verstoren ; de vrouwen mögen geen kleederen
naaien, de mannen ook een maand lang niet in hertshoorn snijden. Bij
de verschillende werkzaamheden van den oogst moet het hoofd met
zijn gezin voorgaan; hij zelf zoekt het eerst de plaats voor zijn
ladang, een paar dagen later beginnen de anderen; zijn allen daar-
mede klaar, dan geeft het hoofd ook weer het sein tot het rooien
van het bosch en zoo vervolgens. Vooral bij de groote landbouw-
feesten, welke met groote plechtigheden gepaard gaan, komt de rol
van het hoofd uit. Hij betaalt de dajoengs, wier hulp bij ieder feest
noodig is; voor de maaltijden levert hij de meeste groote varkens
en kippen. Vöör men overgaat tot wieden, moeten allen met zaaien
klaar .zijn en zoo vervolgens. Zaaien daarna is lali.
Bij de oogstfeesten kan men het best onderscheiden het eigenlijke
godsdienstfeest, waarbij de dajoengs aan de geesten, die invloed hebben
op den rijstbouw, een goeden oogst vragen benevens allen anderen
voorspoed en het volksfeest, dat bestaat uit een bijzonderen maaltijd
en bijzondere speien, die voor de verschillende feesten karaktenstiek
zijn. Maar het zijn niet alleen de menschen, die dan genieten van
, den overvloed, ook de huisdieren varkens, honden en kippen, worden
in die dagen gevoed met overvloedige en zeer goede, gekookte
rijst, voor hen, die anders v an d en a fv a l leven, een ongekende weelde.
Akam Ig au , wien ik eens vroeg, waarom de Kajans zieh onthielden
van gegiste dranken, gaf mij als een der redenen daarvoor o p , dat
zij anders geen rijst genoeg zouden hebben, om,fook de dieren m de
extra maaltijden te doen deelen. Daarnaast wees hij op de treunge
gevolgen, die het gebruik van toewak had, bijv. op zijne buren de
Tamans. Gelijk bij al hunne godsdienstige. plechtigheden, was men te
Tandjong Karang ook bij noegal bang voor de tegenwoordigheid
van vreemdelingen, die de opgeroepen geesten zouden kunnen ver-
schrikken en ontstemmen. Vandaar dat Maleiers nooit tot dergelijke
werden toegelaten.
Hoewel ik altijd zorg droeg, mijne tegenwoordigheid met aan
mijne gastheeren op te dringen, als die niet gewenscht werd, zoo
kwam mij het bijw.onen van het zaaifeest te belangrijk voor, om er
Imn ongenoegen niet voor te trotseeren.
Op de v.ele schlichtere vragen, die mij in de voorafgaande dagen
gedaan werden, of ik van plan was de plechtigheden bij te wonen,
had ik mijn bepaald voornemen daartoe te kennen gegeven. Op den