Die voor ons werd dan ook kleiner dan anders, maar na een
vermoeienden dag was ledere droge ligplaats welkom en onmiddellijk
na het eten lagen wij Europeanen in Morpheus’ armen.
Een enkele maal evenwel keerde ik tot bewustzijn terug, wanneer
de mannen van Pagong hunne stemmen zeer luid uitzetten.
Undanks het vermoeiende van dezen en de vorige dagen dachten
de koeli’s er niet over, zieh vroeg ter rnste te begeven; bij
kleine blikken lampjes sneed de een een nieuwe roeispaan, de ander
een etensbord en een derde, die van fijn werk hield, werkte aan
een mandau-greep. Gedeeltelijk ook lagen zij naast elkaar te praten
over de merkwaardigheden van den dag; wanneer de stemming
evenwel bijzonder opgewekt was, dan hief een der ondere mannen
een zang aan, waarin hij de lotgevallen van den stam bezong in
benjmde conpletten , die alle eindigden met een lang refrein, waarbij
het geheele gezelschap instemde in den zang. Hoewel op den dunr
wel wat eentonig, klonk het in deze omgeving indrukwekkend en
legde eene goede getuigenis af van de stemming mijner lui, zoodat
ik met genoegen lnisterde, wanneer de vermoeidheid mij niet de
oogen sloot.
Den vorigen dag hadden zieh de mannen van Tandjong Karang
doen hooren, nu gaven die van Pagong op hunne wijze een voor-
dracht ten beste, welke nog al van die der anderen verschilde.
Nu wij eenmaal zoover gekomen waren, durfde ik mij niet meer
verzetten tegen een enkelen rnstdag en konden allen hunne lusten
botvieren. Daarvoor leent zieh het maagdelijk bosch in het Bongan-
gebied uitstekend, omdat dit, uit vrees voor botsingen met de
koppensnellende en boschproducten roovende stammen uit Serawak,
door het binnenlandsch bestuur voor de exploitatie nog niet is
opengesteld. Bijzonder hadden wij de laatste dagen dan ook genoten
van de fraaie gezichten op het bosch, waar de boomtoppen nu niet
alleen een rijken bladerdos vertoonden, maar de wuivende palmbladen
van den rotan een nieuwe aantrekkelijkheid aan het tooneel
verleenden. Zeer veelvuldig kwamen zij voor en daarnaast hadden
boomvarens voor het eerst het kantwerk van hun gebladerte in
onze omgeving gemengd. Nog meer dan het oog genoot de neus
van het bloeien van een dikwijls voorkomenden boom, die de rolsteenbanken
met zijn witte bloesems bedekte en daarbij een heer-
lijken geur in het rivierdal verspreidde; niet alleen voor ons, maar
ook voor een groote menigte insecten een groote aanlokking. Tal-
looze soorten van vliegen, bijen en wespen vertoonden zieh zoo in deze
streken en op de plaatsen, waar de zon hare stralen naar beneden
kon zenden, zweefden zeldzaam mooie vlinders bij tientallen rond.
Het viel echter tegen, dat onder deze zoo weinig nieuwe .soorten
zieh bevonden, zeer in tegenstelling met hetgeen ons de insecten-
wereld ’s avonds opleverde. Dan trokken onze lampen uit de duistere
omgeving tallooze kleine nachtvlinders tot zieh, die zieh tegen de
lichte onderzijde der dakbedekking neerzetten en een onbeschrijf-
lijken rijkdom van vormen en kleuren ten toon spreidden. Wanneer
wij ze omgaven met den open hals van een wijdmondige flesch met
cyaankalium vielen zij er van zelf in konden wij hen op ons gemak
bewonderen. Doffe en metaalglanzige kleuren, op de meest ver-
schillende onderlaag en in de fraaiste teekeningen, verheugden ons
oog, en tot opgetogenheid bracht ons bijv. een vrij groot wit-
satijnen vlindertje, dat zij ne vleugels in sierlijke arabesken met
goud als geborduurd had. Jammer genoeg liet dit zieh nu juist
niet vangen, gelijk de andere grootere exemplaren zieh niet of slechts
even vertoonden. Ook het opstellen van lampen in het bosch leidde
niet 'tot een bevredigend resultaat.
De Kajans meenden daarvoor geen oog en geen tijd over te
moeten hebben en togen bijna allen het bosch in , de beide
Poenans met hun honden, sommige Kajans om aka klea te zoeken
voor het maken van touw, dat zeer noodig werd, om mijne visch-
netten te boeten, die op den met rotspunten en dood hout be-
zaaiden rivierbodem bij het uitwerpen reeds menige scheur verkregen
hadden. De vischrijkdom dezer rivieren, die ons geheele escorte
een overvloed van visch bezorgde bij hunne maaltijden van rijst,
bracht mij op het denkbeeid, van de verschillende soorten kleinere
exemplaren te verzamelen, welke als tegenstelling met die van het
Mahakam-stroomgebied aan de andere zij de der waterscheiding, belang-
wekkend moesten wezen. Dat gebeurde dan ook, maar door omstan-
digheden, onafhankelijk van mij zelf, gingen zij later gedurende de
reis gedeeltelijk te gronde.