TWAALFDE HOOFDSTÜK.
Ta t oua g e .
Tatoueeren is bij de Mendalam-Kajans evenals bij de meeste
stammen van Centraal-Borneo eene zaak van veel gewicht; voor de
mannen gedurende den jongelingsleeftijd en dien van den volwassen
man, voor de vrouwen gedurende een of meer jaren in den aanvang
der puberteit.
Het draagt, op een enkele uitzondering na, geheel het karakter
van het versieren van het lichaam, en heeft, niet meer dan vele
andere gebeurtenissen van het leven, met den godsdienst uit te staan.
Zoowel mannen als vrouwen wenden dezen pijnlijken tooi aan, welke
door het verschil in de aangebrachte figuren, een der voornaamste
onderscheidende kenmerken vormt voor de verschillende stammen.
Voor onderscheiding van verwante stammen is die der vrouwen
meer geschikt dan die der mannen, omdat deze zieh op hunne reizen
dikwijls laten opsieren met het model, dat aan hun tijdelijke
gastheeren eigen is, hetgeen bij de thuisblijvende vrouwen niet voor-
komt. Zoo draagt een veelbereisd man, voor den kundigen lezer, op
zijn huid een verslag van zijn tochten rond, en ziet men hem versierd
met figuren uit den Mahäkam, uit den Batang Redjang, van de
Taman Dajaks, Poenans enz. Daar zij in den regel naar verwante
stammen reizen, komt het zelden voor, dat men een vermenging
vindt der tatoueerings-motieven van verschillende groepen.
Van deze zou ik er in Centraal-Borneo drie willen onderscheiden,
zoowel naar de wijze van de uitvoering als naar het resultaat er
van, terwijl daarmede waarschijnlijk overeenkomt de afscheiding der
stammen in de laatste eeuwen.
1°. De groep der Bahau’s met de Poenans.
2°. die der Boekats met de BSkStans.
3°. die der stammen van den Barito en den MSlawi, tot welken
de Oeloe-Ajars van den Mandai ook behooren.
De Bahau’s en de Poenans gebruiken voor hunne tatoueering
figuren van donkere lijnen, met welke de vrouwen hare voorarmen,
handen, dijen en voeten versieren, de mannen laten die aanbrengen
op schouders, borst en armen, terwijl de linkerhand of duim eerst
veel later bij zeer dappere mannen wordt voorzien.
Voor beide seksen is de puberteit de tijd voor de uitvoering van
het tatoueeren.
De mannen der Boekats en BSketans hebben het geheele lichaam
van de onderkaak tot aan de knieen versierd met groote donkere
vlakkenpiwaarop de eigenlijke figuren zijn uitgespaard in de natuur-
lijke huidskleur. De tatouage hunner vrouwen is mij onbekend.
Jonge mannen beginnen met een borst- en een rugversiering, later
nä een strijd of na groote reizen worden de wangen op de onder-
kaken beteekend, verder de • h a ls, buik, lenden en billen, dijen tot
de knieen.
De Barito-Dajaks en die van den MSlawi zijn gekenschetst door
een grootere of kleinere schijf beneden den kniekuil op de kuit;
met deze begint men de tatouage bij de jonge mannen, later
worden de armen, de romp en de hals bedekt met figuren, die
uit donkere lijnen zijn saamgesteld en het geheele lichaamsdeel be-
dekken in onderscheiding van de enkele figuren, die de Kajans en
Poenans aanbrengen. De vrouwen versieren in hoofdzaak hare
knieen, schenen en handen.
Ook het uitvoeren der tatouage is hierin verschillend, dat de
kunstenaars der twee eerste groepen, de af te beeiden figuren met
houten modellen eerst op de huid drukken en daarna over de
lijnen het damarroet in de huid prikken; daarentegen zag ik bij
de Oeloe-Ajar Dajaks van de derde groep, een mau uit de vrije hand
de figuren uitvoeren. Bjj de Kajan Dajaks zijn het vrouwen, die
deze kunst uitoefenen als een bedrijf, dat in den regel erfelijk is
in de familie.
Evenals voor andere bijzondere kunsten, zooals smeden en in