Yoor het minder prikkelbare hunner zenuwen pleit ook zeer op-
vallend de kalmte, mefc welke kleine kinderen ongewone, woeste
tooneelen in een half donker aanzien; bij verschillende gelegenheden
gaf geen hunner teekenen van schrik of neiging tot huilen; de ongewone
prikkel behoefde bij de jonge Kajans blijkbaar geen uit-
barsting om in hun gemoed te worden verwerkt.
Het meest viel dit op bij eene voorstelling bij gelegenheid van
het noegal, toen de mannen zieh met pisangbladen en gezichtsmas-
kers in onherkenbare gedaanten hadden veranderd, die in het half-
donker onder het uitstooten van alle gelniden, die de rol eischte,
rondsprongen en een tooneel te zien gaven, dat de Europeesche
jeugd zeker op de vlucht gedreven had.
Dat angst bij de Kajans niet een onbekend iets i s , blijkt bij den
omgang met hen iederen dag en wel zoo, dat zij eerder van vrees-
achtige dan van moedige inborst toonen te wezen.
Wanneer de man eenmaal getrouwd is, verliest hij een grootge-
deelte van zijne neiging om te zwerven en velen hunner wijden
zieh dan geheel aan de nieuwe plichten, die zij op zieh geladen
hebben. In den aanvang eischt het huisgezin zijner schoonouders
vooral zijne hu lp , later kan hij zieh daarin door zijne persoonlijbe
eigenschappen eene meer zelfstandige positie verschaffen en behalve
door den rijstbouw, met het maken van booten., met smeden, het
snijden van zwaardgrepen en dergelijke het bestaan der zijnen ge-
makkelijker maken. Handel drijven ligt minder in zijn aard en niemand
hunner leeft er van. Gedreven door eene groote arbeidzaamheid werkt
de huisvader dan zoolang het dag is, en wordt daarin door zijne
vrouw en later door zijne grootere kinderen gesteund.
Hem valt echter het zwaardere werk to e , voor den rijstbouw
vooral het boschkappen, terwijl ook in het dagelijksch verbruik van
brandhout uitsluitend door hem wordt voorzien. Wanneer de vrouw
zieh zelf ontzien moet, zooals in ’t eind harer zwangerschap en het
eerste jaar na de bevalling, komt alle arbeid buitenshuis voor zijne
rekening en veelal helpt hij ook nog in huis.
Wanneer iemand der nabestaanden gestorven is , geeft dit in een
huisgezin te veel drukte, dan dat men zieh kan overgeven aan
droefheid. Trad de dood in na ziekte, en verhuist dus de ziel
naar Apoe Kesio, dan moet ieder zieh haasten, om alles in orde
te maken, voor wat voor die reis noodig is Datneemt verscheidene
dagen in beslag; voor gewone volwassen Kajans twee of dne
dagen, voor hoofden tot acht toe. Het lichaam ondergaat eerst
eene reiniging, wordt daarop met bloemen gewreven en in fraaie
kleeding gestoken, welke versierd is op de wijze, als vroeger ook
bij de levenden in gebruik was, met zwarte arabesken en menschen-
of dierenfiguren en het ontvangt eene evenzoo oude bedekking op het
hoofd, een mutsje van boomschors, dat slechts met ongedraaide
plantenvezels mag worden genaaid. Mannen en yrouwen hebben een ver-
schillend model, zooals tegenwoordig anders niet meer gedragen wordt.
De kleeding der dooden van de Kajans aan den Mendalam is
heden nog de feestdosch van Pnihings en Kajans aan den Mahakam,
die meer afgezonderd wonend, langer de oude gewoonten behielden.
Een kostbare tooi van sieraden, welke men daarvoor bij zijn
leven reeds besternt, dient den doode, om in het zielenrijk te
gebruiken, vandaar dat halskettingen, armbanden, ringen en kralen-
gordels van voortreffelijke hoedanigheden worden omgedaan.
Buitendien rust op de achterblijvenden de verplichtmg, om te
zorgen, dat de booze geesten zieh niet meester maken van h e tlijk ;
daarom worden in alle openingen, aan armen en beenen, kralen
bevestigd, om ze te bevredigen. Alleen rijke lieden zijn echter in
Staat, om daarvoor oude kralen te gebruiken; men maakt alzoo:
Kali mata {op de oogen), 2 X 4 kraaltjes, geregen aan met
gedraaide plantenvezels op ieder oog.
Kali pro, een kraaltje, dat in de keel wordt geduwd.
Kali djela, een kraaltje, dat op de tong wordt gelegd.
Kali loöng, grootere kraal, die om het midden gebonden wordt.
Oesoet oesoe, kralen om de vingers v a n ,het lijk.
Tewel boewah awong tö , een kraal voor de duimen van het lijk.
Oesoet oedjong halubw, ijzer, dat op de knieen van het lijk wordt
gelegd.
Oesoet toedak, 2 x 4 kralen, die men het lijk om de beenen bmdt.
Wanneer dat alles klaar i s , wordt de k is t, die bestaat uit twee
uitgeholde helften van boomstammen, in huis gebracht, de doode
er ingelegd en daarna met getah pertja luchtdicht gesloten. De