heeten. In drie körte bamboes geeft men gekookte rijst, visch en
k ip , het water in een längeren. Alle zijn, gelijk altijd, met kawits
voorzien.
’s Avonds worden dan de eerste afgesneden aren naar huis gebracht
in een ingan lali, gewijde rijstmand, onder begeleiding van bekken-
slag en met een zekere pleclitigheid doet de rijst haar intrede in
de woning. Deze is daarvoor wat gereinigd, honden en katten er
uit verwijderd en de deur gesloten door een rotan hekje dat uit
twee deelen bestaat, die met een rotan strik en een houten hanger
als handvat er aan, tegen elkaar gehouden worden. Wanneer de
mand binnen zal komen, schuift men den strik van den bilit
door middel van den hanger in de hoogte, de beide vleugels van
den bilit springen open en dan doet het graan zijn intrede.
De plechtigheden, die met nangei en noegal gepaard g aan , heb-
ben meer betrekking op de vereering der hoofdgeesten Amei Tingei
en Djaja Hipoei en de daarbij gebruikte pemali ten deele ook een
meer algemeene strekking dan de voorgaande. Nu geldt het ook niet
alleen het tevreden stellen der betrokken geesten, maar menvraagt
van hen welvaart, een goeden oogst en gezondheid. Hiervoor be-
zitten de dajoengs der Kajans een bijzonder soort pemali, den
„pemali bliang”, welken men opricht op den lbema lali, het kleine
rijstveld, dat voor de plechtigheden wordt gebruikt bij de dangei
en bij de lasa.
Met geringe verschillen, al naarmate de gelegenheid, bestaat deze
pSmali uit stokjes van vruchtboomenhout, die door hun vorm den
geesten de wenschen moeten duidelijk maken van het volk der Kajans.
Middenin staan vier + 20 cM. lange, ronde paaltjes naast elkaar,
van onderen aangepunt om ze in den grond te planten. De twee
middenste dragen ieder een krans van acht kleine haakjes, terwijl
aan weerszijden van de rij een miniatuurtrapje als op de palen voert,
die worden gedekt met twee smalle plankjes. Voor en achter deze
steken schuin wat langer houtjes in den grond met een haakvormig
boveneinde.
Van de hoofdgeesten vragen de dajoengs nu met de vierrechtop-
staande paaltjes een lang leven, met de twee kransen van acht
haakjes het bijeenhalen van veel rijkdom, met de twee trappen het
te boven komen van moeilijkheden, met de schuine stokjes voor en
achter, dat veel schatten (oogst) voor hen uit den grond mögen
worden opgeheven. '
In dezen vorm wordt deze pemali opgericht als pelale bij noegal
en aan den voet van den dangei bij het nieuwjaar-vieren, nadat met
de aarde vooraf wat blo,ed van een kuiken als voedsel voor de
geesten is gemengd.
De pemali bliang heeft in de hoofdbestanddeelen alleen dit ver-
schil, dat de hakenkransjes veryangen worden door acht längere
haakjes, die om de hoofdrij heen in den poeloet of de kleefrijst steken,
afgewisseld met kleine vischjes als offer. Op den derden dag van
nangei maken de dajoengs deze pemali, voor ieder der aanwezige
dajoengs een, welke men dan de volgende dagen gezamenlijk aan
den voet van de lasa plaatst.
De rij houtjes staat in kleefrijst in een mandje van tika, gesloten
met een dergelijk deksel. Het geheel wordt omwonden met een
strook wit katoen en er wordt een miniatuur tekok, twee bamboes
en een matje, waarmede men bij nangei de geesten oproept, tegen-
aan gebonden, blijkbaar een middel, om de attentie der geesten te
trekken uit Apoe Lagan. Na afloop van het nangei bewaart ieder
dajoeng haar eigen pSmali bliang.
Het groote feest van dangei geeft behalve tot het maken van
deze, aanleiding tot het vervaardigen van verschillende andere pemali.
Dan is de bovengenoemde tSkok iederen dag in gebruik. Men
roept er mede de geesten op als met de gong bij andere gelegen-
heden; het bestaat uit een brät lali, een tika matje, en twee
middelmatig dikke einden bamboe, 3 dM. lang en door een lid van
onderen gesloten. In de dangei roept de priesteres ’s morgens en
’s avonds de geesten op, door in een bepaalden rythmus met de beide
bamboe afwisselend op de uitgebreide mat te stampen, waarbij
zjj de wenschen en nooden der bevolking al reciteerend ken-
baar maakt.
Bij het maken van de lasa, het hekwerk, waaraan de oflergaven
voor de goden worden opgehangen, zorgt men daarvoor aan een
rotan-strik te binden de tawe nangan, een ketting, die moet dienen
als alän to, weg der geesten, waarlangs de opgeroepenen moeten