Ajar Dajaks, zoo geeft zij toch altijd aanleiding tot meer of mindere
zwelling der aangetaste deelen en dikwijls tot eene ernstigere ont-
steking. Gaat deze terug, dan krijgt men later donkere, scherpe
lijnen, maar treedt suppuratie in met sterke litteekenvorming dan
verliest de teekening veel in duidelijkheid en wordt soms door een
ontstaan keloi'd geheel onzichtbaar.
In den aanvang na het teruggaan van de ontsteking of van de
suppuratie geeft het geinfiltreerde, nieuwgevormde weefsel aan de
figuren een bleek blauwe kleur, terwijl het boven de omgeving ver-
heven is. Evenals gewoon litteeken-weefsel schrompelt het later,
en dan komen de kleuren goed uit. Bij de voorzichtige uitvoering
der Kajans ziet men dikwijls ook op dicht bewerkte dijen en armen,
slechts weinig litteeken weefsels.
Wanneer de figuren door de ontsteking te veel geleden hebben,
laten sommigen enkele plaatsen ter bijwerking nog eens onder
handen nemen.
In verband met het uitgebreide tedak der vrouwen werd mij ver-
teld, dat men bij het weder verzamelen na den dood, hare been-
deren herkennen kon aan de impregnatie met de zwarte hoofd-
deeltjes.
Het instrument bestaat bij de Oeloe-Ajars uit een 10 c.M. lang,
1 c.M. breed stukje plaatkoper, dat van voren rechthoekig is om-
gebogen in een klein scherp tandje, dat men door achterop het
koper met een houtje zacht te kloppen, in de huid drijft.
De kunstenaressen der Kajans gebruiken een rechthoekig omge-
bogen houtje als naaldhouder, in welken twee of drie koperen
naaldjes met getab pertja vastgezet zijn. Dit houtje zoowel als het
met katoen omwonden houten kloppertje, is dikwijls versierd met
fraai snijwerk. Nadat met de gebruikelijke vloeistof, een mengsel
van water en roet van witte damarhars, de figuren op de huid
gedrukt zijn, doopt de vrouw de naaldjes in een bakje met het-
zelfde vocht en klopt de hoofddeeltjes ook in de huid door achterop
den naaldhouder te tikken, zoodat de naaldjes in de huid dringen.
De bewerking brengt aanvankelijk geen bloed te voorschijn,
slechts daar, waar dikke lijnen een herhaald indringen der naaldjes
vereischen, komt nog al eens een druppel bloed zieh mengen onder
PI. XXV.