geslacht van dien naam gesproten (1), uit ’s Hage, waar hij zieh toen ophield,
om haar in de keus van eenen opvolger bij te staan. Ook was het algemeen
gevoelen, dat .hij de tot Bisschop bestemde persoon was. Doch Hertog Klips
had reeds in de laatste jaren des levens van Bisschöp Rudolf getracht de baan
gereed te maken voor zijnen natuurlijken zoon, David van Bourgondie, Bisschop
van Terouanne in Artois (2). Te dien einde had hij pogingen in het werk
gesteld om de stemmen der Kanunniken in het voordeel van zoodanige keuze
te winnen. — Zoodra dan de bijeenkomst van het Kapittel beschreven was,
zond Klips Graaf Jan van Nassau naar Utrecht om de verkiezing van David
zoo veel mogelijk te bevorderen. De Hertog van Gelre, Aarnoud van Egmond,
geen minder belang in de keus van zijnen kandidaat stellende, hegaf zieh mede
persoonlijk naar de stad. Die kandidaat was Steven van Beijeren, Kanunnik
te Keulen, die ook van wege zijnen Aartsbisschop aanbevolen werd. Doch'hij
bekwam slechts twee stemmen. Met genoegzame eenparigheid (alleen deze. twee
stemmen uitgezonderd) werd Gijsbrecht van Brederode gekozen, op den Bis-
schoppelijken zetel geplaatst -en alzoo aan den Volke vertoond. Acht dagen later
bezwoer hij plegtig de voorregten van de Geestelijkheid, van den Raad en van
de Gilden van Utrecht, terwijl hij zijnen intrek in het Bisschoppelijk Hof nam.
Zacht en minzaam van aard (3), het hij de ballingen in de stad terugkomen
en hunne plaatsen hernemen. Die zieh daartegen wilden verzetten, werden met
baUingsehap, ja zelfs met den dood gestraft.
De .meeste aanhangers van den overledenen Rudolf van Diepholt weken ter
stad uit en begaven zieh naar Amersfoort. Niet lang daarna zond Keizer Ere-
derik III hem, ten teeken van bevestiging in het wereldlijk gehied * het zwaard;
iets dat sedert het verlies van staf en ring, had plaats gegrepen.
Nu ontbrak nog de geestelijke investituur, en om deze te bekomen, zond
(1) Hij was de tweede zoon van Walraven van Brederode en Jenne, Erfdochter van
Yianen, en Ameide.
(2) Deze stad is later door Karel Y tot op den laatsten steen verwoest geworden, zoodat
zij alleen meer leeft in de Geschiedboeken.
(3) Immers volgens v a n m i e k i s , Biischoppelijke Manien en Zegeh vm Utrecht, bl.
249 en 250; maar Gijsbrecht’s latere handelingen wederspreken, onzes bedunkens, dezen lof.
Gijsbrecht een aanzienlijk Gezantschap naar Rome , dat het gewone annaat van
vierduizend dukaten (1) overbragt.
Niets scheen thans de bevestiging van Gijsbrecht in den weg te staan, doch
de sluwe Klips van Bourgondie, opgestookt door de hoofden.der Kabeljaauwsche
partij, die hem voorstelden hoe de Hoekschen, door de plaats gehad hebbende
verheffing van een Brederode op den Bisschoppelijken zetel, het hoofd in Holland
zouden kunnen opsteken, liét niet na den Bisschop van Atrecht of Arras,
met nog meer geld dan Gijsbrecht medegegeven had, naar Rome te zenden.
Terwijl nu de zaak van David van Bourgondie aldaar bij Paus Calixtus III ook
door Alphonsus, Koning van Arragon, op het sterkst ondersteund werd, ge-
schiedde het, dat de Paus ten laatste David verkoos, zonder echter aan de ge-
zanten van' Gijsbrecht de 4000 dukaten terug te geven. Reeds hadden eenige
misnoegden de zijde van dezen laatsten verlaten, toen zij vernamen, dat David
veel kans op welslagen had. Maar dat welslagen werd alleen mogelijk, nadat
de Paus den onwettig of bastaard geboren Kerkvoogd van Terouanne gewet-
tigd en tot eenen Edelen Zoon verklaard had.
Hoop om van Klips den Goeden onderstand in den door hem voorgenomen
oorlog tegen de Türken te bekomen had Calixtus ook niet weinig aangespoord
om hem in deze zaak te believen.
Alzoo ving dan in 1456 de veertigjarige regering van Bisschop David van
Bourgondie aän, die zoozeer als eenige andere vol lotwisselingen geweest is.
Maar al was David tot Bisschop gekozen, het was er nog verre van daan dat
hij met opene armen binnen Utrecht ontvangen zoude worden.
Alvorens men in die stad tijding bekwam van ’s Pausen wil, hadden Geestelijkheid,
Ridderschap en Steden van het Sticht, met algemeene stemmen, be-
sloten om Bisschop Gijsbrecht reeds dadelijk tot ’s Lands Voogd en Beschermer
aan te stellen, in afwachting van de te gemoet geziene investituur.
Eilips te Brugge, waar zijne gewone residentie was, verneinende dat hij David
niet zonder geweld aan te wenden te Utrecht op den Bisschoppelijken zetel zoude
(1) Deze dukaten zullen de Elorentijnsche met de lelie geweest zijn, of wel Hongaarsche,
de eenige ons uit die dagen bekende.
24*