
 
        
         
		houden  het  Bisschoppelijke  wapenschild  vast.  Omschrift: 
 *'■ PRSDRIG' ° SB'CCUIO  " D' ° BKDS' • ©PS . m'ISGm  
 d.  i.  Fredericus  Marchio  de  Baden  Episcopus Trajectenm;  Frederik,  Markgraaf  
 van  Baden,  enz. 
 Qp  de  kz.  ziet  men  een  zeer  gehloemd  kruis  met  een  leeuwtje  in  het  hart.  
 Omschrift: 
 >i<  sim o B O iß sn  • D o m m i»BSBSDiamv» 
 Zonderling  is  het,  dat  deze  munt  niet  meer in  het  oorspronkelijke  voorkomt.  
 N°  13  is  een  dubbele  stuiver  van  de  type  N°  7—10.  Het  ©msehrift  der  
 voorzijde  luidt: 
 G20X2S' * FRSDRIGI * SPI' * mRKISGmSB  
 Dat  der  keerzijde: 
 JBOBSm  I  K * X2ÖV2E.|  KI2I20 *  j  OBI'*  1501.  . 
 De  cijfer  5  is  van  den  bekenden  zonderlingen  vorm. 
 Deze munt  woog  bij  wijlen  den Heer  k e e r   2,947,  het  exemplaar  in  de Verzameling  
 van  den  Kolonei  d e   r o u e   2,6  w. 
 N°  14,  een groot  met  de  type  van  N°  14  (men  ziet,  het  is  bijna de type der  
 munten  van  Filips  den  Schoonen),  heeft  op  de  vz.  tot  omschrift: 
 >í<  SI20I2 * FRSDRIGI * SPI * mRKSm 
 en  op  de  kz.: 
 .j.  k b b o  * DOMH2I * íBecaaaa3  (isos) 
 Weegt  in  het  Kon.  Kabinet  0,9  en  in  dat  der  Leidsche Hoogeschool  0,75  w.  
 N°  15,  weder  een groot,  heeft  op  de  vz.  de  zelfde  type  als  de  zoo  even  be-  
 schrevene,  met  het  omschrift: 
 .j.  iiiOBS' * PRSDRieci i  gpi * mRKisams  
 De  kz.  heeft  de  type  van  een  aantal  halve  stuivers  of grooten  van  Filips  den  
 Schoonen;  verg.  onze  Munten  van  Braband  en  Limburg,  PI.  XX,  N°  31  en  
 32;  onze  Munten  der  Graven ' en  Hertogen  van  Gelderland,  PI.  XV,  N°  8;  
 eindelijk  onze  Munten  van  Holland  en  Zeeland,  PI.  XX, N°  44;  namelijk  een  
 gevoet,  versierd  kruis  met  figuren  tusschen  de  beenen  en  éene  lelie  in  het  hart.  
 Het  omschrift  luidt: 
 SROBSm  I  K * T20VK  I  7712X20 * D  |  121  * 1507 ■ (de  tweede  en  vierde  
 cijferletters  in  den  ouden  vorm). 
 De  munt  woog  in  de  Verzameling  van  wijlen  den  Heer  k e e r   1,07  w.,  en 
 bij  den  Kolonel  n o o t   1,05  w.  , 
 N°  16  verschilt-alleen  in  de omsehriften van N°  14.  Op de  vz.  ziet men thans:  
 SROI2S * FRSDRIGI  * SPI  * mR . . . . 
 en  op  de  kz.: 
 27X2X20 * D05I2II2I *  SI2GGGGGA,  d.  i.  1507. 
 Woog  in  de  Verzameling  van  wijlen  den  Heer  k e e r   0,689  w. 
 N°  17,  een  dubbele  stumer  van  de  zelfde  type,  doch  van  kleiner  vorm  dan  
 de  ons  vroeger  voorgekomene  N°  7 - 1 0   en  13 „heeft  tot  omschrift  op  de  vz.:  
 SHOES' * PRSDSRiai * SPI * THRKISGmSBSIS. 
 Terwijl  op  de  kz.  dat  omschrift  aldus  verdeeld  is: 
 SI20X2SmK  |  X20VK * 27  |  12120 * DOSI2  |  II2I * 1510. 
 Wij  vonden  deze munt  in  het  Koninklijk  Kabinet  (2,95  w.),  in  dat der Leidsche  
 Hoogesehool  (2,8 w.), van het Provineiaal Utreohtsch Genootschap (2,65 w.),  
 van  het  Noord-Brabandsch  Genootschap  (2,6  w.),  bij  de HH.  d e  whs (2,6 w.),  
 s t r i c k e r   (2,8  w.),  b e e l a e r t s   (2,65  w.);  het  exemplaar in de Verzameling van 
 Schrijver. dezes  weegt  2,9  w. 
 N°  18,  een  dubbele  stumer  van  de  type  der  N°  7—10,  enz.,  draagt  op  de  
 kz.  het  jaartal  1512.  Zij  weegt,  even  als  vroeger  beschrevene,  ongeveer  3  w.  
 Wij  vonden  haar  bij  de  Heeren  s t r i c k e r   en  den  Kapitein  d e   v e u b . 
 N°  19  schijnt  een  vierde  of oort groot  geweest  te  zijn;  de  type  der  vz.  is  als  
 van  N°  11  en  14__16,  te weten  de  wapenschilden  van  Utrecht  en  Baden  binnen  
 eenen  parelcirkel.  Het  omschrift,  voor  zoo  verre  zigtbaar,  is: 
 >£.  F I .  .  . DRIG' o D S   DS  T 
 Op  de  kz.  ziet  men  een  eenigzins  versierd,  gevoet  kruis,  met  een  roosje  in  
 het  hart.  Tusschen  de  beenen  twee  sterren  en  even  vele  cirkels. 
 Het muntje  werd  door  ons  aangetroffen  in de Verzamelingen  der Heeren m u n -   
 n i c k s   v a n   c l e e f e   en  M A C A R e „ doch  beide,  vooral  het  laatste,  in zeer afgesleten  
 toestand,  zoodat  eene  opgave  der  wigt  tot  niets  zoude  leiden. 
 N°  20,  een  exemplaar  van  een  vierde groot,  met  eenigzins  andere  type  op  de  
 kz.;  heeft  op  die  kz.  het  wapenschildje  van  Utrecht  in  het  hart  van  het  kruis,  
 terwiil  tusschen  deszelfs  beenen  vier  sterren  gezien  worden.  Het  omschrift  is: 
 30