gend murperen van het muntregt door die steden, immers wat de zilveren
munt betreft; aan de gouden durfden zij zieh niet wagen.
En zoo vinden wij dan op PI. XXV onder N° 1 een zeer klein zilveren
muntje, op welks voorzijde, naar het schijnt, de beeldtenis van den Heiligen
Martinus voorkomt (of zoude het den Bisschop moeten voorstellen ?) binnen
eenen parelcirkel. Het omschrift is:
►I< MOßams * mRsisamei
Op de kz. vertoont zieh een aan de uiteinden in lelieachtige sieraden eindi-
gend kruis, tusschen welks beenen de letters:
ß I V I
gezien worden, iedere letter weder ingesloten tusschen twee cirkeltjes.
Het mnntje, dat slechts 0,3 w. weegt, is ons niet anders voorgekomen dan
in de Verzameling van den Kolonel n n r o i j e en in de onze.
Bedriegen wij ons niet, dan is dit muntje, of wel bet eerstvolgende, het
oudste onder de stedelijke Utrechtsche geldstukjes.
Dat eerstvolgende komt voor onder N° 1 op PI. XXXI. Het Bisschoppe-
lijk (?) borstbeeld heeft thans eene meer regte gedaante, terwijl het tweede
woord van het omschrift is:
mRTSiaam.
Op de kz. ziet men thans een klein gevoet kruis binnen eenen' parelcirkel,
terwijl het omschrift luidt:
Givimss * rpRsiaa.
Weegt 0,3 w. Werd gevonden bij het St. Adelbertsputje te Egmond en be-
vindt zieh, voor zoo verre ons bekend is, alleen in het Penningkabinet der
Leidsche Hoogeschool.
ln ouderdom sehijnt op de beide voorgaande obolen of halve denarien (want
het gewigt komt met dat van deze muntsoort juist overeen) te volgen onze
N° 2 op PI. XXV
Vz. Het stedelijke Utrechtsche wapen, gevat in eenen rand, die als uit
paarlen bestaat, binnen een compartiment van acht boogjes, te zamen weder
binnen eenen parelcirkel. Het omschrift is, na een zespuntig sterretje:
CIVimKS roRKIStOTSDSIS.
Op de kz. verdeelt een gevoet, gelijkbeenig kruis het veld der munt in vier
evèn groote deelen ; tusschen de beenen van het kruis ziet men twee bloempjes
en even zoo vele sterretjes. Het omschrift is :
Givi | mssm | RKis | aman.
Weegt 4,5 w. en kwam ons alleen voor- in de Verzam. van den Kolonei d e r o i j e .
N° 3 schijnt, in verband met hare type beschouwd, de helft te zijn van de
volgende N° 4, die het jaartal 1478 draagt, en ons alzoo te kennen geeft in
welk jaar zij vervaardigd is geworden; trouwens alle de volgende munten tot
en met N° 15 op deze Plaat, gelijk ook N° 2 en 4 op Pl. XXXI, schijnen tot
dit zelfde tijdvak te behooren.
N° 3 dan heeft op hare vz. de zelfde type als N° 2, de legende is echter thans :
^ Givirazss - iPRTsiaamai
Op de'kz. ziet men tusschen de beenen van het kruis vier roosjes. Door het
ontbreken van een stukje aan de munt is van het omschrift alleen zigtbaar:
ßivi | mssm | RKia | ama.
Weegt 0,3 w. en is ons buiten onze eigene Verzameling nog niet voorgekomen.
N° 4 heeft op de vz. het Utrechtsche wapènschild binnen een compartiment,
uit acht dubbele boogjes bestaande. Aan de buitenzijde dier boogjes bevinden
zieh tusschen hunne inspringende deelen kleine bolletjes. Het een en ander is
binnen eenen parelrand gevat. Het omschrift luidt :
Í-. GivimHS s m.RKiaamansis %, ,
De kz. is door een gevoet, gelijkbeenig kruis in vier gelijke deelen gesoheiden.
Tusschen de beenen vertoonen zieh vier roosjes. In den rand leest men, om
eenen parelcirkel:
2îioe o j n i■> a a a | a „ bx# | vm
Van dit muntje, dat 0,68 w. weegt en van Z. B. is, kennen wij geen ander
exemplaar dan in het Kabinet van den Heer m ü n n i c k s v a n c l e e e f .
N° 5 en 6 hebben de zelfde voorzijde. Daarop zien wij het wapènschild van
Utrecht binnen eenen parelcirkel. Omschrift:
>i< ravum § d s s smsm § V2SD ? vmR
Op de kz., zoowel van N° 5 als van N° 6 , ziet men een kruis, dat uit twee
laurierstokken zaamgesteld is (even als wij reeds ontmoet hebben op muntjes
40