
 
        
         
		Keyzers  scilde  (1)  .  .  ' .  .  45 pl.  of 47V3Holl. g’te. 
 Ghentsche  scilde  (2)  .  .  .w .  45 »  * 47V, »  » 
 Oude  francken  .  .  .  .  . »  » 38 t  » 
 Nye  francken  (3)  .  .  . .  ...  36 »  ». 38 »  . » 
 Yrancrycsche  cronen  (4) 42 »  » 44 »  » 
 Peters  (5)  . . . . »  », 44 ».  » 
 Engel  (6)  . 56 » 
 Yoert,  al  ander  gouden  payement  heeft  de  raet,  out  ende-mye,  elc  stuc  gheset  na  zijnre  
 weerde,  also  alse  die  sedelen  inhouden ;  die  de  wisselaers  daerof  heibben. 
 Kijnsche  gulden  (7)  . . . .  85 * pf.  of  37  Holl.  g°te. 
 Yrancrycs  mottoene  (8)  . .  48 »  »  50Va  »  » 
 Rooskyns  mottoene  (9) 35 »  »  87  »  » 
 Kruyskyns  mottoene  (10) . 3 2 »  »  3 31/a  » 
 Brabantsche  dubbel  (11) 59 »  »  62  »  » 
 (1)  Zijn  de  m u n ten   die  K e iz e r  Lodewijk  v an  Beigeren,  gemaal  van  onze  Hollandsche  Gravin  M a rg a re th a ,  te   
 A n tw e rp en ,  waarschijnlijker  n ö g   t e   Z ie rik z e e ,  op  den  voet  de r  Vlaamsche  Schilden,  ook  m e t  den  dnhhelen  Kijks-  
 arend  op  h e t  wapenschild,  heeft  la te n   slaan  e n   die  nog  heden  te n  dage  n ie t  bijzonder  zeldzaam zijn. 
 (2)  Zijn  mo n ten   v an  Lodewijk  van  M a le ,  tusschen  1355  en 1377 g e slagen,  n ad a t  de  M n n t  van  B rn g g e  na a r 
 Gend  was  overgèbragt.  Zie  s e e e u b e ;   Cabinet  du  Prince d e Hgne,  page   2 2 5 ,  en  g a i i x a e d ,   Becherches sur  les 
 monnoyes  des  Comtes  de  Fiandre,  P I.  X X V I ,  N °   2 1 8 . 
 (3)  Oude franken  zijn  die  geslagen  werden- vóór  de  reg e rin g   van  Koning  Ka re l  V  ;  de  nieuwe  die  v an  den  tijd   van  
 dezen  V o rs t  (1354— 1380).  Zij  droegen  h n n n en   naam  van  den  F r a n k   t e   p a a rd   op - de  voorzijde. 
 (4)  Zijn  mo n ten   v an  Ko n in g   K a re l V   (1364— 1380)  en  droegen  h a ré n   n a am   van  de g ro ó te  k ro o n h o v en  h e t wapenschild  
 op  de  voorzijde. 
 (5)  Zijn  mo n ten   van  H e r to g   Wenc e slaos,  gehnwd  m e t  Jo h an n a   v an   Brahand.  Zie  de  a f be elding,.  o n d e r.an d e r 
 e n ,   in   onze  Mutilen  van Hraband  en  Limburg,  P L   IX ,   N °   2 . 
 (6)  Zijn  Vlaamsche  mo n ten   van  G ra a f  F ilip s   den  S to n te n ,  in   gemeenschap  m e t  H e rto g in   Jo h an n a   v an  B rahand  
 geslagen.  Zij  zijn  th a n s   o ite r s t  ze ldz a am,  indien  n o g   ergens  voorhanden.  Wij  kennen  z e   allecn  uit  Beeldenaars. 
 (7)  De   Rijnsche  g n ld en s ,  geslagen  door  de  Keorvorsten  längs  den  ß ijn   in   de  14de  en  15de  eeowen,  waren  eene  
 z e e r  gezöchte  mo n tso o rt.  Ook  de  Geldersche  H e rto g en   hebben  de  zoodanige  la ten   slaan.  Men  zie  ze  h .  v.  in  
 onze  Munten  der  Graven  en  Hertogen  van  Gelderland,  P I.  V I ,   N °   1  van  M a r ia ;  aldaar N °   1  en  2   v an   Willem.  
 Zij  dienden  voomamelijk  voor  den  bnitenlandschen  handel.  I n   B rah an d   en  L im b o rg   z ijn  ze  n ie t  geslagen:  ook  
 n ie t  in   Holland.  H e t   geld  dezer.  landen  m oe st  z ieh   door  eigen  deogdzaamheid  eenen  weg  banen.  Wel  in  U tre c h t  
 onder  Bisschop  F lo ris   v an   Wevelikhoven;  zie  P I.  X I I ,   N 9  2 . 
 (8)  Zijn  die  van  .Koning  J a n ,   1 3 5 0 -—1 3 6 4 ,  bij  leblanc  afgebeeld  en  gevolgd  n a a r   die  van  vroegere  Fransche   
 K ö n in g en ,  h .  v .  v an   den  H e ilig en   Lodewijk  (Lodewijk  IX ) . 
 (9)  Zijn  de  moetoenen  o f  a ig n e ls ,  die  in   h e t   h a r t   van  h e t  k rn is   op  de  keerzijde  e en  roosje  d ra g e n ,  zoo  als  b .  v.  
 die  van  J a n   I I I   en  van  Wenceslaos  en  Jo h a n n a ;  zie   onze  Munten  van Hraband  en  Limburg,  P I .  V I I ,   fl®?!  3  en  
 P I.  I X ,   N,°  1 ... 
 (10)  H e t   is   ons  n ie t  doide lijk,  welke  stokken  h ie r   hedoeld  zijn. 
 '(1 1 )  Zijn  de  d ó b le le   moe to en en ,  geslagen  onde r  H e r to g   J a n   I I I   in   B ra h a n d ;  zie   onze  Munten  van  Hraband  en  
 Limburg,  P I .  -V I I ,  N °   2 , 
 Oude  Holl,  dubbel  (1)  . . . .  55 pl.  of  671/, Holl. g’te. 
 Nye  Holl,  dubbel 53 »  »  55V2  » » 
 Helm  (2)  .  .  . .  70 .  »  73Va  » » 
 Lyoen  (8)  .  .  .  .  .  . 55 »  »  57l/a  » » 
 Bourgoensche  gülden  penninghe  (4) .  50 »  »  52V3  wit H.  g« 
 De  eerste  Holl,  gülden  (5) 311/2 »  í  33  Holl. g’te. 
 De  ander  Holl,  gülden . . . . .  .  80VS »  '»  82.  » » 
 De  derde  Holl,  gülden  .  .  .  . .   S0V2 »  .  32  » » 
 De  eerste  Gelresche  gl.  . . . .  .  SOVg »  »  32  » tófefe* 
 De  andere  Gelr.  gl.  (6) 29 »  »  39% » B 
 Yoert,  dat  ander  gouden  ghelt  hier  voer  nyet  bescreven  en  staet,  dat  sal men weer-  
 dighen  nade  weerde  vanden  goude  voerscreven. 
 Yoert,  waer  yemant,  die  enighe  scout  sculdich  wäre  offce  gheloeft  hadde,  aen  ouden  
 YranGrycschen  scilden,  diet  voer  den  xiiii daghen  na  Synte Martyns  dach  naest verleden  
 nyet  betaelt  en  hadde,  nochte  ins  gherechts  handen  nyet  gheleyt  en  hadde,  die  mach  noch  
 betalen  ende  voldoen  tüsschen  hier  ende  dertienden  dach  naestcomende,  alse  den  ouden  
 Yrancrycschen  seilt  mit  gülden,  ende  desghelicx  al  ander gouden ghelt, na dier selver  
 weerde,  wtghenomen  der  drier  Heren  gülden  (7);  Ende,  soe  wie  dat  nyet  en  betaelde  
 nochte  en  voldede  vanden  voerscr.  Yrancryksche  scilden,  alse  lVa  gülden  voer  den  ouden  
 seilt,  tusschen  hier  ende  xni  dach  naestcomende,  alse voorscr.  is,  die  sal  daer  en  tenden  
 betalen  mit  sulken  payemente,  alse  die  raet,  out  ende  nye,  mitten  menen  ghilden  over-  
 draghen  is,  behoudeliken  dier  overdrachte  vander  drier Heren  gülden,  dat  is  te weten  des  
 Bisscops  (8)  Holl,  ende Ghelresche  gülden,  dat men  die nemen,  gheven  ende werderen  sei,  
 also  alse  die  overdrachte  daeraff  is,  alse  28V2  pl.  of  80  Holl.  g°.  voer  den  gülden. 
 Eene  andere  Muntbepaling  uit  dit  zelfde  jaar  1388  luidt  als  volgt: 
 (1)  E r   z ijn  in   H o llan d   geene  ande re   dohhele  moetoenen  geslagen  d an   onde r  Gra a f Willem  V .  M en  z ie   z e   op  
 onze  P l .   V ,   N °   1 ,   d e r  Munten  van  Holland  en  Zeeland.  H e t   blijk t  d a t  e r   twe e   uitgiffcen  v an  geweest  z ijn  vddr  
 h e t  ja a r   1359,  h e t ja a r   v an  ’s  V orsten  dood;  de  stukken  v an   de   e e rste   u itg ifte   hadden  h e t  beste  fijngehalte. 
 (2)  Zijn  m n n ten  v an   G ra a f Lodewijk  v a n  M a le ,  afgebeeld  bij  seebube,  boven  a an g eh a a ld , a lsmede  in  g a illab d ’s 
 Becherches, sur  les  Monnoyes  de  Flamdre,  P I.  X X V I ,  N °   216. 
 (3)  Mede  eene  m n n t  v an  den  Vlaamschen G ra a f L odewijk  v an Ma le .  -Zie g a illab d , t .  a . p. N °   214, de  halve 215.  
 -  (4) W ij  k ö n n en   m e t  geene  zekerheid  a anwijz en,  welke  mn n tso o rt  h ie r   hedoeld  wordt. 
 (5)  Zijn  de  goudguldens  van  H e r to g   A a lb re c h t,  afgebeeld  op  P I.  V I I ,   N °   4 ,   onz e r Munten van Holland en Zeeland. 
   M en  z ie t  h i e r ,   d a t  e r   v66r  1388  op  drie  verschillende  tijd stip p en   m u n tin g en   heb b en   p la a ts  g e h a d ,  ie ts   wat  
 ons  v an  elders  n ie t  hekend  was. 
 (6)  Zijn  de  goudguldens  v an  H e r to g   Willem.  Zie  onze. Munten  van  Holland  en  Zeeland,  P I. V I ,  N °   1  en  2. 
 (7)  Hiermede  worden  hedoeld  de  goudguldens  v an  U tr e c h t,  Gelderland en  Holland. 
 (8)  D .  i ,  die  v an   Bisschop  F lo ris   v a n   Wevelinkhoven,  afgebeeld  op  onze  P I .  X I I ,   N °   2.