Fredericus Mardhio de Baden, Hpzseopxis Prajectensis.
Het tegenwöordige dubbele ■stuivcrstul; weegt 2)9 w. en bevindt zieh, gelijk
wij zoo zoo straks vermeldden, voor zoo verre ons bekend is, alleen in de
Verzameling van den Heer s t r i c k e ® .
Tkans schiet ons nög över de beschrijving der twee koperen muntjes, waar-
sdhijnlijk driemijtstukken, die wij onder N° 2 en 3 mededeelen.
N° 2 heeft op de vz. het zelfde wapenschild als -wij op de vierdubbele groot
of dubbele sluiver aantroffen. Het omschrift is :
HENRICVS • ELEGTVS « TRA.
d. i. Henrik, gekozen Bisschop van Utrecld.
Welk öpschrift, in verband beschönwd met het jaartal 1525 op de kz., ons
doet besluiten, dat het geslagen moet zijn tusschen April en September van -dat
jaar ; in wetks laatste maand Hendrik eerst als Bisschop werd ingehuldigdj voor
dien tijd was hij dus nög slechts FUetit (,gekozen Bisschop). Vroeger hebben wij
wel op muhten vafn Rudolf van Diephölt den titel van Postula,tue, doch nimmer
dien van Hkeius aangetroden.
Onder N° 1465 van den Catalogüs K e e b körnt er nog een voor met;
ELECTVS TRAIEC
welke varieteit wij gemakkelijk op onze XXII« Plaat :zouden hebben kunnen
mededeelen, indien wijlen de Heer k e e r ons de munt, gelijk andere, had
doen toekomen. Zonderling, omdat die inunt niet op onze Plaat voorkond, is
het nietige -roodkoperen stukje voor/1.75 (met de kosten voor / l .S S 5) verkocht
geworden, terwijl onze N° 2 en 3 slechts 33 à 34 cents mogten gelden!
Op de kz. ziet men een versierd, geiijkb'eenig kruis, met een cirkeltje
als versiersel in :het hart , * en met vier -leéuwtjes tusscben de beeaen. Het
omschrift is : ANN | O « 1)0 | MINI | 1525,
Wij vonden dît Meine -koperen muntje, bij welks vervaardiging men geen
naauwkeurig gewigt in acht nam, in het Koninklijk Kabinet, in dat der Leid-
sche Hoogeschool en van het Noord-Biabändsch Genoötschap; verder in de
Verzamelingen der Heeren d e w i j s , v a n d a m , k é e r , d é r o u e en s t r i c k e r .
In onze Verzameling berusten er twee exemplaren van, waarvan het eene onder
het slaan op eene aardige wijze versprengen is.
N° 3 heeft op de vz. een vierveldig wapenschild, geheel anders als op N° 2;
het wapenschild van het Sticht is namelijk tlians, achtergelaten. In N° 1 .en 4
ziet men alleen den Paltzischen leeuw, en in 2 en 3 de Beijersche ruitvloer.
Het omschrift is;
* HBNRICVS EPS • TRAIECT.
Op de kz. vertoont zieh weder een kruis,, aan dat van N° 2 gelijk. Het
omschrift is:
ANN | O DO | MINI | 1527.
Wij vonden het muntje alleen in de Verzameling van wijlen den Heer k e e r ,
alsmede in onze eigene.
En hiermede eindigen de munten der Bisschoppen van Utrecht, die, bijkans
onafgebreken, sedert ruim vier en eene halve epuw. geslagen waren geworden.
Weinige Bisschoppelijke zetels kunnen zulk een aanzienüjke reeks van gouden
en zilveren munten aanwijzen; deze toont alzoo den betrekkelijk grooteren rijk-
dom van Nederland boven dien van zoo vele andere landen. Ook het aantal
muntplaatsen is in weinige. Bisdommen zoo talrijk. Wij beschreven toch Bis-
s'choppelijMÜtrechtsche munten, geslagen te Utrecht, Deventer, Groningen,
Zwolle, Vollenhove, Kämpen, Amorsfoort, Harderwijk, Rhenen en Hasselt.
33