
 
        
         
		Horst  getrokken.  De  Raad  van  Utrecht  nam  het  euvel  op,  dat  de  Geestelijkheid  
 zoo  sterk  wacht  liet  houden,  en  zocht  haar  te  bewegen  om  zulks  na  te  
 laten.  Doch  dit  aanzoek  vermeerderde  hare  achterdocht.  Zij  besloot  derhalve  
 {NB.  de  opvolgers  der  geduldige  Apostelen  en  Evangelisten!)  om  geharnast  in  
 de  Domkerk  bijeen  te  komen.  Zulks  had  den  25  Januarij  1455  plaats.  Ook  
 de  Gemeente  vergaderde  daarop  in  grooten  getale.  Men  trok  te  zamen  naar het  
 stadhuis  en  noodzaakte  den  Raad  tot  het  vaststellen  en  afkondigen  van  Keuren  
 naar  den  zin  der  Geestelijkheid  en  der Gemeente.  De  afkondiging  geschiedde  
 ten  overstaan  der  Geestelijken.  De  Gemeente  keürde  insgelijks  (1),  dat  men  
 voortaan,  in  elke  der  voornaamste  straten,  een  bekken  gereed  zoude  houden,  
 opdat  men  het  volk,  als  men  het  noodig oordeelde,  ten  getale  van  5  of  6000  
 man,  zou  kunnen  doen  bijeenkomen•,  en  alles  in  de  stad  naar  zijn  welgevallen  
 schikken.  Terwijl  de  zaken  aldus  geschapen  stonden,  overleed  Bisschop  Rudolf  
 van  Diepholt  op  den  24  Maart  van  gemeld  jaar  1455.;  sommigen  zeggen  te  
 Vollenhove,  anderen  op  het  Slot  ter  Horst.  Zoo  veel  zekerheid  is  er  in  de  
 aanteekeningen  nog  van  de  15“  eeuw!  Een  Schrijver  uit  de  daarop  volgende  
 eeuw  meldt ,  dat  eene  wond,  welke  de  Bisschop  bij  de  belegering  der  stad  
 Vreden  in Munsterland  bekomen  had,  de  oorzaak van  zijnen  dood zoude geweest  
 zijn.  In  1456  overleed  zijn  gewezen  mededinger  Walraven  van  Meurs,  die  
 evenmin  van  het  Bisdom  Munster,  als  van  dat  van  Utrecht  bezit  had  kunnen  
 nemen  (doch in  1440  de waardigheid  van Kardinaal had  verkregen),  te Arnhem. 
 Bezien  wij  thans  driederlei  munten  van  naderbij; 
 l e  die  van  Rudolf  als  Postulaat,  en  dus  geslagen  tússchen  de  jaren  1426  
 en  1431. 
 2®  die  van  Rudolf  als  Bisschop,  geslagen  tusschen  1431  en  1455. 
 3e  die  van  Walraven  van  Meurs,  geslagen  tusschen  1434  en  1451. 
 l e.  De  m t j n t e n   v a n   R u d o l f   a l s   JPostulaat,  1426—1431. 
 Wij  hebben  drie  gouden  munten  uit  dit  tijdvak  kunnen  opsporen,  een  Sint-  
 Jansgulden,  een  Goudgulden  en  een  dusgenaamde  Bostulaatguldenjj  zijnde  deze 
 (1)  Zie,  on der  anderen,  Tegenw.  Staat,  bl.  93. 
 laatste  de muntsoort,. die  vroeger  uitermate  talrijk  en  nog  niet  zeldzaam,  reeds  
 vier  eeuwen  dien  zelfden  naam  heeft  gedlagen  en  dien  ook  heeft medegedeeld  
 aan dergelijke guldens, welke  onder  Rudolf als  Bisschop  geslagen  zijn  geworden. 
 De  N°  1  heeft.  op  de  vz.  de  bekende  type  van  Johannes  den  Dooper  met  
 nimbus  en  kruisschepter.  Omschrift : 
 .  S * lO^KHDaS  BKBTISrHK. 
 Kz.  Binnen  een  compartiment  van  vier  halve  bogen,  verbonden  door  even  
 zoo  vele  daar  tusschen  geplaatste  opene  dubbele  driehoeken,  ziet  men  een  ge-  
 deeld  wapenschild;  links  datx'van  het  Sticht,  fegts  dat  van Diepholt,  dat  we-  
 deröm  gedeeld  is.  Het  bovendeol  voert  eenen  rooden  liggenden  of  loopenden  
 leeuw  öp  een  goud  veld,:  eü  het  onderdeel eenen  zilveren  arend  op  een  blaauw  
 veld.  Het  omschrift  luidt: 
 %  piiobidi * .posmvitsro' $ WBKiaumans. 
 Wij , kennen  d e z e   munt, welker  gewigt, ons  niet  bleek,  bij .de  Heeren  j .   d e   
 m e u e r   (te  Gend)  en  m c n n t c k s '  v a n   c d e e e e . 
 N°  2  heeft  op  de  vz.,  onder  eenen  fraai  versierden  open,  vlak  van  voren  te  
 zienen,  heim  de  schuins  naar  elkander itoegekeerde  wapemschilden  van het  Sticht  
 en  Diepholt.  Omschrift : 
 RODOIiP Î POSTVIiKT ; TBKISÜT' * - : 
 Op  de  kz.  ziet men  eenen  arehd  binnen  eenjen  parelrand.  Omschrift:  .  
 MODSIBK * DOVK Ï Da % DKVatlTPIK. 
 Wij  hebben  deze  munt  eerst  flaauw  laten  graveren,  omdat  wij  haar  alleen  
 kenden  uit  een  Ons.  welwillend  door  wijlen  den  Heer  Staatsraad  v o n   r e i c h e l   
 gezönden  cliché,  in  Wiens  Verzameling.'  z i c h   de  munt  bevindt:  la te r  bleek  het 
 oils  uit  den  Catalogus  der  Tentbonstellihg  van  Oudhèden ite  Utrecht  en  êene  
 andere mededeeling,  dat ;er  Zieh  eén  tweede  exemplaär bevond  bij  Jhr.  d e   g e e r ,  
 later^overgegaan  in  de* Verzameling  van  den  Heer  m u n n ic k s   y  a n   c l e e e e . 
 Deze  munt  wordt,  als  niet  meer  voorkomende,)..vermeid  in  bet  als  zieh  ten  
 raadhuiza  te  Deventer  bevindende  vroeger  door  ons  beschrevenè Stuk van den  
 Stads-Secretaris  uit  het  midden  der  16*. eeuw.  Wij. moeten  dus  niet  wanbopen  
 van  de  overige  op  gemeld  stuk  als^  niet  meer;voot^qmende  afgebeelde  en  be-  
 schrevene  goudguldens  nog  te  eeniger  tijd  voor  den  dag  te  zullen  zien  komen. 
 23