
 
        
         
		Adelbold  werd  sedert  genoodzaakt  Bodegraven  in  leen  aan  den  Holland-  
 schen  Graaf  te  laten.  Hij  overleed  ongeveer  10  jaren  later,  maar  omtrent  
 den  juisten  tijd  van  dat  overlijden  heersobt  groote  onzekerheid.  Hij  heeft  
 het  genoegen  mögen  smaken,  d a t,  al  kon  hij  zijn  Bisdom  aan  de  zijde  van  
 Holland  niet  uitbreiden,  hem  zulks  echter  aan  de  andere  zijden  gelukte,  door-  
 dien  Keizer  Koenraad  I I   hem  beschonk  met  bet  Graafschap  in  Drenthe  en  in  
 Teisterbant. 
 Deze  Bisschop  beeft  zieh  niet  alleen  door  verscheidene  stiohtingen  te  Utrecht,  
 maar  ook,.  vermoedelijk  meer  dan  een  zijner  voorzaten ,  door  verschillende  geschritten, 
   die  bubman  in  zijn  Trajectum  Eruditum  (in  den  aanvang)  vermeldt,  
 beroemd  gemaakt. 
 Een  toeval,  gelijk  de  mensch  spreekt,  bezorgde  aan  het  Utrechtsohe  Bisdom,  
 na  den  dood  van  Adelbold,  eenen  opvölger.  Men  kon  het  te  Utrecht  over  de  
 keus  van  dezen  opvolger  niet  eens  worden.  De  twist  liep  zoo  boog,  dat  Keizer  
 Koenraad  in  eigen  persoon,  op  deze  reis  vergezeld  door  zijne  gemalin,  de  
 Keizerin  Gisela,  zieh  op  weg  naar  Utrecht  begaf,  om  aldaar  gebruik  van  zijn  
 regt  te  maken  en  zelf  eenen  Bisschop  te  kiezen.  Op  dezen  in  die  dagen  zoo  
 moeijelijken  togt  gebeurde  bet,  dat  de  hoogzwangere  Keizerin  in  bet  dorp  Oos-  
 terbeek,  ten  huize  van  den  Pastoor  (waärschijnlijk  in  die  dagen  het  rpeest  ge-  
 schikte  verblijf,  daar  Arnhem  toen  nog  maar  een  zeer  gering  plaatsje  was),  in  
 het  kraambed  kwam,  en  toen  Pastoor  Bernulf  of  Bernoldus  den  Keizer  te  
 Utrecht  persoonlijk  het  berigt  der  heugelijke  gebeurtenis  kwam  brengen,  gaf  
 deze,  gesiingerd  tusschen  de  twistende  partijen,  en  geen  van.  alle  te  wille  kun-  
 nende  zijn,  de  Bisschöppelijke  waardigbeid  aan  den  Oosterbeekschen  Pastoor,  
 die  weldra  zoude  toonen,  dat  bij  voor  zijne  nieuwe  taak  berekend  was.- 
 Bernulf  bevestigde  dadelijk  bet  verdrag  van  vrede,  dat  zijn  voorganger  met  
 Dirk  I I I   gesloten  had,  met  diens  zonen  Dirk  IV  en  Floris.  Niet  vele  jaren  
 daarna  nam  hij  echter  deel  aan  den  k rijg ,  dien  Keizer  Hendrik  I I I   tegen  
 gemelden  Graaf  Dirk  IV  ondernam,  wederom  over  de  aangelegenheden  der  op-  
 komende  stad  Dordrecht. 
 In   1046  trok  de  Keizer,  na  het  Paaschfeest,  een  vredefeest,  als  men  ’t  wel  
 beschouwt,  te  Utrecht  (toen  nog urbs Fresiae,  een  stad  van  Friesland,  door  den 
 Kronijkschrijver  lam b e r tu s   sc iia fn a b u r g en s is   genoemd  (1))  gevierd  te  hebben, 
   met  eene  vloot  naar  den  mond  van  de  Maas,  belegerde Dordrecht,  en  
 maakte  zieh  van  die  stad,  even  als  van  Vlaardingen  en  Keenenburg  (bij  Schip-  
 luiden),  meester.  .  Ook  de  geheele  landstreek  rondom  Dordrecht,  die  de  Sticht-  
 schen  voorgaven  aan  het  Bisdom  ontweldigd  te  zijn,  viel  hem  in  handen. 
 Dirk  IV ,  die  een  verbond  met  Godfried,  Hertog  van  Neder-Lotharingen  
 (Braband),  gesloten  had,  liep  in  1047  bet'  platte  land  van  bet  Sticht  af,  dat  
 deerlijk  verwoest  werd;  voorts  overwon  hij  de  Keizerschen  in  eenen  scheepsstrijd  
 op  de  Maas,  en  nobdzaakte  den  Keizer  zelven  naar  Utrecht  terug  te  trekken 
 Een  gevolg  van  bet  een  en  ander  was,  dat  Dordrecht  en  het  omliggende  land  
 door  den  Hollandschen  Graaf  hernomen  werden.  Zulks  duurde  echter  slechts  
 tot  het  volgende  jaar,  wanneer  de  Bisschop,  zieh  m e t 'eenige  gbestelijke  en  
 wereldlijke  Vorsten  verbonden  bebbende,  een  leger  naar Dordrecht  zond,  terwijl  
 h ij,  door  heimelijk  verstand  met  eenigen  daar  binnen,  zieh  van  de  stad  meester  
 maakte,  die  echter  kort  daarna  weder  in  de  banden  van  Holland’s  Graaf  viel,  
 doch  deze  werd,  längs  de  wallen  wandelende,  door  eenen,  in  het  later genoemde  
 huis  Holland,  in  hinderlaag  liggenden  achtergebleven  vijand  doorseboten. 
 Floris  I ,   die  zijnen  gesneuvelden  broeder  opvolgde,  heroverde  het  verloren  
 land  weder  op  de  Bisschoppelijken,  die  gedurende  bet  leven  van  Bernulf hem  
 verder  in  het  gerust  bezit  daarvan  lie ten.  De  Bisschop,  bet  oorlogen  moede,  
 hield  zieh  gedurende  het  overige  van  zijne  regering  bezig  met,  door  de  vrijge-  
 vigheid  der  Keizers,  zijne  bezittingen  in  de  over  den  IJssel  gelegene  streken  
 uit  te  breiden,  en  verder  met  het  stiebten  en  hersteilen  van  kerken  te Utrecht,  
 te  Deventer  en  in  andere  plaatsen  van  zijn  Bisdom. 
 Ten  jare  1040  had  Keizer  Hendrik  I I I   aan  het  Sticht  de  villa  Gruoninga,  
 Groningen,  onder  anderen  met  het  regt  der Munt  aldaar,  geschonkeh,  gelijk  
 bhjkt  uit  het  volgende  Charter,  het  oudste  Nederlandsche,  dat  in  het  oorspron-  
 kehjke  nog  in  het  Rijks-Archief  voorhanden  is ,  en  in facsimile  is  uitgegeven 
 (I)  Nog  zeer  lang  wilde  de  vreemdeling  dat  Utrecht  in  Friesland  gelegen  ware.  Onder  
 anderen  korat  het . als  zoodamg  voor  bij  b a rth o lom a e o s   de  g l a u v i l l a   de proprietatibue  
 rerum  (b a rth o lom eu s  de  EngeUehman,  van  der proprieteiten der dingen,  Haarlem  14811  
 die  in  de  XIYe  eeuw ’schreef.  7 ’