tot Willem I I I ; Graaf van Holland. Deze zond hem dan ook eene menigte
krijgslieden onder bevel van den Heer van Ark el, welke s Bisschops gevaarlijk-.
sten vijand, den Heer van Lijnden, die met de zijnen de Veluwe had afgeloo-
pen, benevens den Heeren van Kesteren en van Ommeren , die t Slot Tollenburg
in de Marsch (door Bisschop Guy gesticht) in brand hadden gestoken ; — genoeg in
hunne eigene bezittingen te doen gaf, daar hij deze te vuur en te zwaard ver-
woestte of brandschatte. Bij dezen togt werd de stad Bommel aan kolen ge-
legd, en moesten de zoo even vermelde Heeren eene zware boete betalen.
Op den 23 Junij 1322 geraakte een groot deel van Holland door het inbre-
ken van den Rijndijk (een gevolg van het verzuim der Stichtschen) onder water.
Bisschop Frederik overleefde deze ramp niet lang, want op den 20 Julij overleed
hij aan de jicht op zijn kasteel Ter Horst (1).
Niet eene munt houdt in de Numismatiek de gedachtenis van dezen Bisschop
levendig, hetgeen aan verschillende oorzaken kan toegeschreven worden. Als
de voornaamste beschouwen wij het gebrek aan muntmateriaal, waaraan hij ge-
leden zal hebben.
Aangezien Graaf Willem II I van Holland er groot belang bij had, dat een
Hollandschgezinde Prelaat de plaats van Bisschop Frederik innam, had hij niet
zoodra de tijding van diens overlijden vernomen, of hij haastte zieh naar Utrecht
en verzocht de Kapittelheeren öm Jakob, Bisschop van Süden in pärlibus, Com-
mandeur van St. Catharina, behoorende tot de Orde der St. Jansheeren, tot
Bisschop te kiezen. Doch het meerendeel der stemmen viel op Jakob van
Oudshoorn, Deken van Utrecht, een eenvoudig en opregt man. Toen deze
keuze ruchtbaar werd, ontstond er znlk eene hevige beweging binnen Utrecht,
dat de Hollandsche Graaf, bevreesd voor de gevolgen, heimelijk uit de stad
week. Om den hem aangedanen hoon te wreken , verwoestte hij het Huis te
Doorn, eigendom van den Domproost Floris, dewijl die hem. het meest in zijn
voornemen gedwarsboomd had. Ook verwoestte h ij, volgens de loffelijke gewoonte
M J Yan dit kasteel, vroeger zoo vermaaid, is thana geen spoor- meer over. De eigendom
van den grond behoort aan de familie mbs-so. te Rhenen.
dier tijden, het omliggende land, alles platbrandende. Is het te: verwonderen,
dat, onder zvUe Vorsten en bij zulke handelwijzen, al wat kon zieh in de
steden terugtrok en die zoo veel mogelijk met Sterke wallen en poorten voor-
zag, ten einde zieh voor dergelijke rampen, zoo veel slechts doenlijk, te vrijwaren ?
Door het uitgeven van groote sommen gelds te Rome, iets wat zijne finan-
cien en die aijner bloedverwanten zeer benadeelde, wist Jakob van Oudshoorn
de op hem gevallen keuze aldaar te doen bevestigen, hoewel hij de ontvangst
der brieven niet beleefde.
De Bisschop van Süden, hespeurende dat de gekozene Jakob van Oudshoorn
aan eene ongeneesselijke ziekte leed (1), trachtte bij den Paus te bewerken,
dat de eerste ledigvallende plaats op den Utrechtschen Bisschoppelijken zetel
ter vervulling aan de Romeinsche Curie zoude bKjven, opdat hij zelf alsdan mögt
worden benoemd. Deze zaak gelukte hem evenwel niet. Nadat Bisschop Jakob
reeds den 27 October van dat jaar (anderen zeggen den 20- of 22 September)
1322 gestorven was, verkozen de Kapittelen eendragtig Jan van Bronkhorst,
Proost van St. Salvator of Oud-Munster, tot zijn opvolger.
Dat er van Jakob van Oudshoorn geene munten gevonden worden, zal men
zieh, aangezien zijn bestuur slechts weinige maanden geduurd heeft, ligtehjk
fennpen verklären.
De nieuw gekozen Utrechtsehe Kerkvoogd was gesproten uit het oud-adellijk
oeslacht der Heeren van Bronkhorst, wier talrijke munten wij hebhen afgebeeld
en beschreven m het deel van ons werk, dat wij ten titel gaven: de Mmten
der Heeren en, Steden van Gelderland.
Jan van Bronkhorst nam .dadelijk bezit van zijnen zeteL Desniettegen-
staande wisten Jan I I I , Hertog van Brahand, Willem I I I , Graaf van Holland,
alsmede Reinoud I of de Zwarte, Graaf van Gelre, bij Paus Johannes XXII te
bewerben, dat, tegen den zin der Stichtschen, de bevestiging van den gekozen
Bisschop. uit Rome achterbleef; terwijl door den Paus tot opvolger van Jakob
van Bronkhorst benoemd werd Jan van Diest, Proost van Kamerijk, gesproten
uit den stam der Heeren van Diest im Braband.
(X) Sommigen melden, dat hij vergiftigd is geworden.
13*