
 
        
         
		De munt,  die  van  miems  (aie p   208)  aan  amen  Bisschop. meent,  te moeten  
 toekennen, i   stellig  van  later  tijd.  Met  meer  grqnd  meenen  wij  tot  het  tjjd-  
 vak  zijner  regering  te  moeten  breiigen  de  lialve  groot  (?)  of  denier  van  skoht  
 zilver,  die  wij  op  eene-,  ten  behoeve  der  zafflenstelling  van  dit  werk  onderno-  
 mene,’  reize  ontdektan  in  de  rijke  Verzameliug  van  Professor  »**W  de  ea  
 failee  te  Groningen.  Wij  hebben  die  munt  laten  afbeeiden  op PL  IX ,  an.  
 ten  gevolge  van  het «enden  eener  proef van  gemelde  Plaat  aan  den  Heer  Stricker  
 deed  deze  ons  een  ander  exemplnar  uit  zijne Vemmeljng  toekomen,  dat  
 Z.  E.  vroeger  aan  geenea  bepaalden  Bissehop  had  durven  toesehrijven  en  ons  
 daarom  nog  niet  had  doea  toekomen.  Wij  geven  de  afbwldmg:  daarvan  op  
 de  vierde  rij  van  de  Supplementplaat  XXVIII.  Het  eene  mnn.tje  vnlt  het  a »   
 dere  aan,  daar  beide  slechts  gedeeltelijk  hare  opschrifte»  vertoonen. 
 Op  de  vz.  ziet  men  alleen  een’  leenws  hoogstwa&rsohijnlijk  koos  men  d.eze  
 type  om  de  munt  het  aanzien  van  het  toenmaak  zoo  gewitde  Vlaamsche  geld  
 tß-  ffövcii.  Het  omschrift  is t 
 QPG  WBKISGTSXIG. 
 Op  de  kz.  deelt  een  gevoet  vierbeenig  kreis  het  veld. der  «m*  jg  vier  gelijk  
 e  deelen.  Omschrift: 
 JIIOB  (  Q©2!  | W   (wor  VV,  w)  W,  [ XW> 
 d  i.  Moneta  Vollmhoviae.  (1).. 
 Het  exemplnar  van  Professor  da  eaille  weegt;  1  w.,  dat  van  de»  Heer 
 S T R IC E E E ,   0,8  W .  . . .   ,   t t „ „ „ 
 Nog  late*  is  ons.  nit  de  verzameling  muntteekemngen  van  wij len  den Heer  
 ke*r  geworden  de  teekening  eener  Ruitermunt,  die wij  op  de  Bupplementplant  
 XXX  mededeelen, 
 '   ©p  de  vw.  ziet  men  een  naar de  jegterzijde  rifdenden  perspon,  met  ee» ha«  
 maantje  op  het  hoofd  en  een  zwaard  in  de  hand.  Het, pfiMÄ is met  e,an gw *   
 kleed  bedekt.  Omschrift: 
 _ waarschijnhjk  is„  dat in  een- verpand kasteel zoowel door 
 S   S l  z” l ;  v T ^ h e t l o r c n r   bov.en 
 op  bl.  97  onder  Frederik  van  Zierik  vermelde. 
 ►I*  siorazc s v o iiiiGtjo  s i s o r a i s o o r a i  
 verkortingen  van i  Moneta  VollenkomaC  (facta)  in  nomine  Domini  (1).  
 d.  i.  Munt  van  Vollenhove,  geslagen  in  den  naam  des  Heeren. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  een  gevoet  kreis  met  4  hälVe  maantjes  tusschetl  de  
 beenen,  omringd  door  twee  rijen  otnschrifteü;  het  binnenste  luidt: 
 SIGHVSB  CRVCIS  .  
 terwijl  het  kruisje  voor  sit/mm  zieh  tusschen  2  roösjes  bevindt  en  ook  de  beide  
 woorden  van  het  opsohrift  door  zulk  een  roosje  van  elkandei  gescheiden  zijü.  
 Het  buitenste  omschrift  is: 
 I0 fjI8   rpRÄISGVSKGlS 8 S 8 
 Weegt  1,77  w.  en  was  alstoen  in  de  Verzameling  van  Professor  s e e e o e e . 
 Wij  hebben  vroeger  gezegd,  dat  deze  geleerde  de  munt  toekende  aan  Jan  
 van  Zierik  of  Jän  van  Diest.  Wij  twijfelen  geen  oogenblik  of  zij  behoort  aan  
 den  laatsten,  en  hebben  de  redenen  voor  dit  ons  gevoelen  reeds  vroeger  opge-  
 geven.  Zie  boven  bl.  90. 
 Terwijl  de  hoofden  der  Utreohtsche  Geestelijkheid  eenen  nieuwert  Bisschop  in  
 de  plaats  van  den  overleden  Jan  van  Diest  gingen  verkiezeü,  wilde  een  ieder  
 weder  zijnen  candidaat  op  den  vöorgrönd  stellen.  De  Hollandsche  partij  koös  
 Jan  väh  Arkel,  Kanunnik  te  Utrecht,  de  Geldersclie  Jan  van  Bronkhorst,  die  
 reeds  tijdens  de  verkiezing  van  Jan  van  Diest  ZOO  vele  stemmen  Pp  zieh  vet-  
 eenigd  had.  Terwijl  de  stemmen  staäkten,  benoemde  Paits  Bönedictus  X I I ,  
 aan  wien  de  uitspräak  in  deze  moest  övefgelaten  worden,  Nicolaas  de  Capütio,  
 een  RomeinSch  Edelman,  tot  Bisschop  van  Utrecht.  Beilang  verhief de  Paus  
 dezen  ook  tot  Kardinaal.  De  Caputio,  vernemende  dat  hij  persoonlijk  zijn  Bisdom  
 moest  gaan  besturen,  aangezien  het  niet  geoorloofd  was  zulks  op  den  düur  
 door  eenen  Stedehoüder  te  lalen  verrigten,  deed  nog binnen  het jaar  afstand väh  
 zijne  waardigheid,  terwijl  hij  tevens  Jan  van  Arkel  tot  zijnen  plaatsvervanger  
 aanbeval,  die  zieh  toen  mede  te  Avignon  ophield,  Waar,  bij  de  scheuring  in  de 
 •  (1)  De  door  den  Gelderschen'  Vorst  in  Vollenhove  geslagene  munten  deelden  wij  mede  
 op  PI.  I   van  onze  Manien  der  Qtaven  en  Hertogen  van  Gelderlnndi