Onäeelbaarheid der Niederlanden vastgesteld,
265.
Oord of halve groot, 216.
Oostbroek, 258.
Oostenrijk (Huis van), 224.
Oosterbeek (Het dorp), 20.
Oostergo (Het Graafschap) aan • het Sticht
geschonten, 86.
Oosierzee (Slot ter), 58.
Oostfriesland. (Munten van), 374 noot.
Ooimarsum, 18.
Oproer te Utrecht, 252.
Orden (De Geestelijke), 286.
Ornament, 158.
Orthen bij ’s Bosch aan het Sticht geschon*
ken, 36.
Osnabrug (Bisschoppen van), 6 7 munten
van —, aldaar.
Othlo, 7 nopi.,
O tto I (Keizer) geeft aan Bisschop, B a ld e-
e i k de voordeelen der Munt, 13, 14.
O tto III (Keizer), 17.
O t t o , G ra a f van Bentheim, 4 5 .
O t t o , Slotvoogd van Bentheim, 53.
O tto I (De Geldersche Graaf), 58'.
O t t o I I, Graaf van Gelre, 8 2 i ;
O tto I (Bissch o p ) - o f van Holland, 6 1 .
O tto II of van der Lippe (De Utrechtsche
Bisschop), 1215—1226, 64.
O tto 111 (Bissch o p ) o f van Gelre, 7 7—
80. *
OrrrnO GPHIZ (sic). Opschrift op munten,
79.
OOTPO GPISCOP. Opschrift op eene
munt; 72.
ow m o GB. Opschrift op munten, 62.
Oude en nieuwe Bijn te Leiden, 11 noot.
Oudegein, 829.
Oude Gracht te Utrecht, reeds in 1148
gegraven, 128.
O u d em a n (Doctor N. en Mr. N; C.), 23,
140, 208.
Oude Baad te Utrecht, 130.
Ouä&rmans van den Ouden Baad te Utrecht,
130, 303.
Oudewater, aldaar aan den Utrechtschen
Burgemeester eene woning verschaft, 101;
de plaats uitgeplunderd, 106.
Oudheden (Tentoonstelling van) te Utrecht,
29.:
Oudshoorn ( Jakob van), Bisschop van
Utrecht in 1322, 98.
Oudst Nederlandsch muntje (Waarschijnlijk),
2. Oudsten of Presbyteri, alom door W i l l e -
b r o r d aangesteld, 5.
Ov&remsche, d. i. Oostfriesche, penningen,
858.
OverijsSelsche Älmanak voor Oudheid en
Letteren, 78, 148, 156, 161, 162,
163, 190.
Overkioartier van Gelderland, 65.
Overlandsch geld, 800.
Overlandsche Bijnguldens ,151.
Over sie yzers, 345.
Over sticht van het. Utrechtsche Bisdom, 12;
wapenschild van het —■ (?), 209.
P.
P (De letter) op munten, 274; deze letter
gekroond, 280. -
Pacißcatie van Gend, 271.
Paderborn (Bisschop van), 73.
P a g i , 7.
P. 2i. O. Opschrift op munten, 83.
Palmtak op eene munt, waarvan het teeken?
71; gewijdö palmtak, 72. '
PaVtzgraaf, 251.
Papen ende Ctercken, 111; Papen ende
Geestelycken, 381.
P a p e n v e l t ( J o h a n v a n ) , Muntmeester te
Hasselt, 202; idem en geslacht P a p e n v
e l t , 336.
P a p e n v e l t ( P r a n s v a n ) , Muntmeester,
240 noot.
P a p e n v e l t ( P r a n c k A e r t s z . v a n ) , Muntmeester,
240, 243, 246, 247.
Parelrand op eene munt, 47.
Pasgeld, 5; Pasmunt, 285.
Patards, muntsoort, 822.
Pätriarchaat van Borne,-3.
Patroon der Prankische legers, 5.
P aulus (St) op munten, 351.
P a u l u s IT (Paus), 266.
Pavia, 56; Slag van —, 252 noot.
P25#. Opschrift op,munten, 77.
P2£# D'(omini). Opschrift op eene m u n t,
173.
Peer in -Limburg ,8 7 6 .
Pennynck (' Silver en) na die manière van
Ôverijësèl, 202.' '
Pennincksken (Driemijtstukje genaamd),
246, 247.
Penningen ( Utrechtsche) ,60.
Penningkabinet der Leidsche Hoogesehool.
Zie Leidsche Hoogesehool.
P e p i j n (De Friezen reeds aan de Pranken
onderworpen vödr), 2; — overreedt Wil-
l e b r o r d om naar Borne te reizen, aldaar
-geeft1 zijn kasteel onder de Priezen aan
* W i l l e b r o r d tôt hoofdzétel, 3. Zie ver-
der, 6.
Persyh ( J a n van), 89.
P e r s v n ( H i p p o l i t u s ) , 267.
Perugia (Collegie voor God- en Begtsge-
leerdheid te), 104.
Peterman, muntsoort ,200, 373 ; ook gehee-
ten Peters, 288.
Petersburg (Munten te Sty, 34.
P e t e r s s e n , van Delft (A r y a e n ) Muntmeester
, 310.
P e t r o n e l BA van Saksen, 42.
P e t r u s (De Apostel)','*1^7.
Petten-, eené der vijf moederkerken van Holland;
5v
P h i l i p p u s , Proost van Deventer, 324.
Philipspenningen, 804; zij golden in 1477
te Utrecht v y f doytgens of 10 Brabmt-
sehe of 40 halve Hollantsche, aldaar.
Pieter ( P r e d e r i k v a n Zierik, Proost van
St), 97; tot Bisschop van Utrecht geko-
zén ; aldaar.
Pieterskerk (De Sint) te Utrecht, 327.
Pijl (de Hollandsche Graaf W i l l e m IT ge-
kwetst door een), 105.
Pijnappels, 206.
Pijnigen (Bisschop D a v i d vm Bourgondië
doet een aantal groote Heeren) , 191.
Plaatsing eener gouden mmt onder den eer-
sten steen in 1502, 309.
Placken (Utrechtsche), 285, 286, 287;
* Dordrechtsche plac]een, 290, Svmpolsche
placken, 298; Beensche placken, 299;
Hollantsche, 297; Deventersche, 297.
Pleije {Ter) slepen, 192.
P oey d ’Avant, Monnoy es Seigneuriales, 364.
Pond {Koer, d.i. boete, van 1). 293; Pon-
den munt, 54; Pont groot Tlaems, 240;
ponden Groninger munt, 74; Utrechtsche
penningen, 88.
Poorters, 88.
P o p p o , zoon van W a l g e r , 18.
Portegaelsche pennmek in Utrecht gangbaar,
363.
Portegaloes, muntsoort, 367.
Porto (De Kardinaal van) , 80'.
P o s t (M a r g a r e t h a v a n d e r ) , 284.
Postulaet (Coelsche), 307; Postulaatgul-
■ den, 176; Postulaatmunten: v a n r u d o l p
van Diepholt, 177—>-180.
| Prebenden van Kanunniken, 198.
Preek (De Hervormde), 269.
Prekers (?) seilt, 876.
Prelaten ende Clersyen der kercken van
Utrecht, 168.
Presbyteri of oudsten alom door W i l l e b r o r d
aangesteld, 5.
Priesters (Ten strijde getogene), 74.
Primaat van Duitschland (Bonipacius) , 6.
Privilegien (De) van het Sticht hernieuwd,
14,6; — (De Utrechtsche) door Alva ver-
beurd verkläard, 269.
Processiesgewijs inhalen (eenen Torst), 172.
Proefsiukken van munten, 274.
Pronkstuk, 266.
P r o o i s ( B a r e n d ) Burgemeester van Utrecht),
169.
Proost van Deventer, 56; de lijst der proosten
waar te vinden, 324.
Protest van den Paus tegen eene keizerlijke
uitdrukking, 110.
Puntbogen, 156. |
Puntje in een cirkeltje (Geheim munttee-
ken?), 123.
Putten ( H e r b e r n van), 129.5
3