
 
        
         
		en  dat  op  de  kz. : 
 D7ÎVHO  (Deventer?)  
 alleen  meenen  wij  dit  laatste  opschrift  ook  op  de  vz.  van  NV8  te  vinden. 
 Hoogst  ruw  van  arbeid  zijn  al  deze  muntjes.  Zij  zijn  het  werk  van  eenen  
 min  ervaren  stempelsnijder.  Het  toezigt  op  de  legenden  schijnt ook met naauw-  
 keurig  geweest  te  zijn,  want  de  uitdrukking : 
 DKVHO, 
 die  waarschijnlijk  de  muntplaats  Deventer  zal  moeten  aanduiden,  is  al  vrij  zon-  
 derling.  Dat  Otto  I I   te  Deventer,  in  welke  stad  hij,  gelijk  wij  boven  zagen,  
 door  den  Graaf van  Gelre  belegerd  is  geworden,  zoude  gemunt  hebben,  is  zeer  
 waarschijnlijk.  Geld  is  de  zenuw  van  den  oorlog.  Het  is  waar,  deze  denarien  
 wegen  minder-dan  die  zijner  voorgangers,  maar  zoude  zulks  met  daaraan  moeten  
 worden  toegeschreven,  dat  er  gebrek  aan  muntmateriaal  bestond ,  waarom  
 men  de  muntstukken,  hoewel'voor  den  vollen  prijs  uitgegeven  wordende,  op 
 een  geringer  gewigt  sloegP  verder  ontbrak  missobien  een  bekwaam  graveur.  
 ö  °   . i  •  0 4  w. N °   6 ,  u it  h e t  K a b in e t  St r ic k e r ,  w e eg t  .  .  .  •  •  •  •  •  0 ,4   w. 
     7   is ,  ten  getale  van  2  exemplaren,  voorhanden in  bet  Kabinet 
 van  het  Eriesch  Genootsobap ;  ieder  derzelve  weegt  .  . 0 , 4   w. 
 0  4  w _   8 ,  in   onze  V e rz am e lin g ,  w e eg t  .  .  .  •  n   .  •  •  •  > 
 ,  .  0,35  w. 
 —  9 , als  voren,  weegt  .  . . . . • ■ • • ■ 
 ...  0.358  w. 
   7 0 ,  Yerzamelmg  wijlen  ke er,  w e e g t ............................... 
 d ito ,  in  het  Kabinet  serrure. 
     .  0,35  w. 1 1 ,  Verzameling  santce ,  w e e g t ..................................... ..... 
 dito  in  het  Kabinet  serrure. 
     12  Ve rz ame ling  SAN¡HTeBEf, lHw  e ie  g t ................................................... 0,4  w. 
 ’  8         . . . .  0,35 w. 
 —  l3 ,  ,.  ’  .  0,3  w. 
     1 4  y ----------M E I J E R ,   weegt  ................................................................. 
 Nog  bezit  Professor  ser ru r e   zeven  niet  door  ons  afgebeelde  vaneteiten.  Wij 
 eaven  er  reeds  in  overvloed. 
 Met  de  muntjes.É jj 15  tot  en  met  de  bracteaat  N°  21  wisten  wij  geen  raad.  
 Zij  zijn  alle  gevonden  in  het. Reitdiep  te Groningen  en  schijnen  het  product  te  
 zijn  van  de  Bisschoppelijke  Groningsche  Munt;  althans  van  andere  Bisschoppen 
 zijñ  ons  dergelijke  muntjes  niet  bekend;  en  dat  het  Bisschoppelijke  muntjes  
 zijn,  blijkt  duidelijk  uit  de  type. 
 Op  N°  15  ziet  inen  het  borstbeeld  van  eenen  Bisschop  met  opgeheven  reg-  
 terhand  als  in  zegenende  houding ;  in  de  linkerhand  schijnt  zieh  een  kromstaf te  
 bevinden.  Op  de  kz.  vertoont  zieh  een  gevoet  kruis,  terwijl  men  sporen  van  
 een  opschrift  bespeurt. 
 Weegt  0,15  w.  en  bevindt  zieh  even  als  de  volgende,  tot  en  met  N°  2 1 ,  in  
 de  Verzameling  van  den  Heer  h e s s e l in k   te  Groningen. 
 N°  16  vertoont  op  de  vz.  een  Bisschoppelijk  borstbeeld  met  kromstaf;  op  de  
 kz  een  gevoet  kruis,  bebbende  vier  halve  maantjes  (zinnebeeiden  van  eenen  
 volbragten  kruistogt?)  tusschen  de  beenen. 
 Weegt  mede  0,15  w. 
 N°  17  heeft  op  de  vz.  weder  eenen  Bisschop  met  staf;  op  de  kz.  een  gevoet  
 kruis,  hebbende  tusschen  de  beenen  beurtelings  twee  kleinere  kruisjes  en  
 twee  bolletjes. 
 Gewigt  0,15  w.  Eene  dito  ongeveer  bevindt  zieh  in  de  Verzameling  van  
 Professor  s e r r u r e . 
 N°  18  heeft  op  de  vz.  eene  zeér  onduidelijke  afbeelding  van  een  Bisschops-  
 hoofd,  door  eenen  bijzonder  grooten  mijter  gedekt,  met  een  staf  nevens  zieh.  
 Op  de  kz.  bevindt  zieh  een  kruis  met  de  zelfde  figuren  tusseben  de  beenen  als  
 op  de  voorgaande  munt. 
 Het  gewigt  is  thans  slechts  0,1  w. 
 N°  19  beeft  op  de  vz.  een  Bisschoppelijk, borstbeeld  in  zegenende  houding.  
 De  kz.  is  gelijk  aan  die  der  beide  voorgaande*  denariën  of  obolen  (want  het  is  
 zeer  moeijelijk  te  bepalen,  tot  welke  soort  zij  behooren). 
 Weegt  als  N°  18. 
 N°  20  heeft  bijkans  eene  gelijke  voorzijde  als  N°  1 8 ,  doch  tusschen  de  beenen  
 van  bet  kruis  op  de  kz.  ziet  men  thans  vier  bolletjes,  waarvan  twee  binnen  
 cirkeltjes  vervat  zijn.  Wij  betuigen  even  min  de  beteekenis. van  deze  figuren  
 te  kunnen  gissen,  als  die  van  de  twee  kleine  kruisjes,  tusschen  de  beenen  van  
 het  grootere  kruis  voorkomende  op  de  Nos  17,  18  en  19. 
 Weegt  mede  0,1  w,