
 
        
         
		tot  het  beleg  dier  stad  over,  die  hem  dan  ook  na  vier  maanden  in  handen  viel.  
 Het  toen  gesloten  verdrag  hield  in,  dat  Jan  van  Montfoort  zijne  stad  bij  
 voortduring  zoude  mögen  bezitten,  mits  hij  daar  binnen  niet  langer  Hoeksehe  
 ballingen  huisvestte. 
 De  sohutterij  van  Utrecht  had  omtrent  dezen  tijd ,  waarin  de  eene  verwar-  
 ring  op  de  andere  volgde,  en  men  maar  niet  tot  rust  kon  komen,  van  eene  
 der  poorten,  waarop  Hollandsohe  bezetting  lag,  die  daarvan  verdreven,  en,  
 niettegenstaande  alle  pogingen  van  Frederik  en  Floris  von  IJsselstein,  d'eze  
 poort  ingehouden. 
 De  Amsterdammers,  die  geruimen  tijd  de  Sloten  van Abkoude  en  Vreeland  
 bezet  hadden,  gaven  die,  na  het  herstel  van  Bisschop  David,  weder  aan  de  
 Utrechtschen  over. 
 Het  ten  onder  brengen  van  het  Kaas-  en  Broodvolk  in  Holland,  ten  jare  
 1492,  met  welk  ten  onderbrengen  men  doorgaans  rekent  dat  de  verdeeldhe-  
 den  der  Hoekschen  en  Kabeljaauwschen  een  einde  hebben  genomen,  bragt veel  
 toe  tot  het  herstel  der  zoo  lang  ontbeerde  rust  in  het  Sticht,  waarin  van  dezen  
 tijd  af  tot  aan  den  16  April  1496,  den  dag  waarop  Bisschop  David  zijn  
 woelig  leven  te  Wijk  bij  Duurstede  eindigde,  niets  anders  belangrijks  meer  
 voorviel,  dan  dat  eene  zware  overstfooming  in  Februarij  van  gemeld  jaar  den  
 landen  aanmerkelijke  schade  toebragt. 
 Het  stoffelijk  overschot  van  David  van  Bourgondie  rust  in  de  Kerk  te Wijk  
 zoo  even  genoemd. 
 En  zoo  hebben  wij  dan,  in  zeer körte  trekken,  een  overzigt  gegeven  van  de  
 lotgevallen  des  Utrechtschen  Bisdoms  ten  tijde  der  bijna  40jarige  regering  van  
 Bisschop David.  Terwijl andere Gewesten  gedurende  dit tijdvak bij hunne munten  
 ook meer  of minder talrijke Muntördonnantien tot opheldering dier munten kunnen  
 vertoonen, is Utrecht zoo gelukkig niet.  Talrijk zijn de munten van onzen Bisschop,  
 maar  men  heeft  ten  behoeve  van  dit werk  niet  anders  kunnen opsporen dan twee  
 vroeger  ongedrukte  stukken,  een  van  1494,  en een ander van 1495 , beide alleen  
 de  Munt  te Hasselt  rakende, eh  de  eene zoowel als  de andere te Wijk bij Duurstede  
 uitgevaardigd;  de  eerste  dier  stukken  behelst  de  aanstelling  van  eenen  
 Waardijn  der  Munt,  de  andere  eene  ordonnantie  omtrent  de  vervaardiging 
 van  een  tweetal  muntsoorten,  terwijl  wij  uit  m a t t h a e u s  ,  in  zijne  Fundationes  
 et  fata  Ecclesiarum,  pag.  48 ,  nog  eene  Muntordonnantie  en  evaluatie  van  het  
 jaar  1490  leeren  kennen,  die  wij  volledigheidshalve  hier  laten  voorafgaan: 
 Anno  CIO.  CCCC.  XC.  Also  onse  Genadighe  Heere  die  Boomsche  Coninc  mit  sijnen  
 landen  aenmerkende die  groote  schade  ende  armoede,  daer  dat  gemeene  volc  inne  gecomen  
 is,  overmits  ’t  verloop  van  der  munt  Paymente,  ende  ’t  gelt  daeromme  afgeset hebben,  
 ende  een  ordinantie  gemaect  hebben  om  nywe munte  te  slaen,  als  een  goude  penninck  also  
 <met  als  een  Sinte Andries  golden,  de  xx  nywe  stuver,  die men  ooe munten  sal,  weerdich  
 wesen  sal,  ende  ander  gelt  naer  advenant,  soo  ist  dat  onse  Genade, Heer  vai> Utrecht  mitten  
 Bade  out  ende  nywe  synre Genaden  Stadt,  oock  angesien  ’t  gröot  verlies  dat  die  ge-  
 meen Borgeren  ende  ondersaten  des Gestichts  by  *t  verloop  van  den  paymente. gelden,  ende  
 noch  gesien  waren  vorder  te  moeten  lijden,  indien  men  daer  behoorlike  niet  in  en  ver-  
 saghe,  navolgende  ’t  geset  by  den  Boomschen  Coninc  ende  sijnre  landen  yoirsz.  gedaen,  
 also  men  mitten  selven landen  gemeenschap  in  comenscappen  ende  andersins, hebben moet,  
 geordineert  hebben  die  valuatie  van  den  gelde  gelijck  te maken  binnen  onser, Stadt  ende  
 Gesticht  van  Utrecht  mitten  landen  voersz.  Des  sei  onse genadige  Heere  van  Utrecht een  
 nywe munte  doen  maken,  ende  doen  slaen  eenen  gouden  penninck  even  goet  als  een  Sunte  
 Andriesgulden,  die  xx  nywe  stuvers  doen  sal,  ende  sal  ooc  doen  slaen  enen  stuver,  daer  
 die  xx  of  doen  seilen  den  gouden  penninck  voersz.  ende  voorts  oerten  van  stuvers,  ende  
 anders  minre  munte  naer  advenant  goet  gelt wesende,  ende  goet  gelt  blivende om  verder  
 verloop  te  verhoeden.  Dit  is  die  valuatie  van  den  gelde  ende  eerst  van  den  gouden 
 penninghen: 
 Den  Johannes  ende  Philips  n o b l e n       XMx  stuv. 
 Den  Vlaemschen  nobel  mitter  rose  .  .  •  •  ¡j  •  x l v i i i   — 
 Den  ander  xxvi  • 
 Die  halve  van  dien  .  .  •  •  •  •  •  XIIr 
 Den  L e u w e ..............................................    xxx 
 Die  twee  deel  van  d i e n ........................................................................... 
 Ende  die  derden  deel  .  .  •  •  •  •  •  •  x  ~ 
 Den  nywen  halven  nobel  van  Oostenrijck  (1)  .  .  .  xxiv  — 
 Die  Croone  mitter  sonne  (2)  .  .  ,  .  .,  .  .  .  •  xxix/2 
 Die  Croone  sonder  sonne  Karolus  ende  Ludovious  (8). 
 (1)  Zie  onze  Munten  vm   Holland  m   Zeehmi,  P I.  X V I I ,   K ?   5   e n   6 .  (2)  Mim ten   v an  I nm s c lic   Köningen. 
 (8)  D .  £  van  de  P ransche   Köningen  Lodewijk  X I   e n   K a re l  V I I I .