kerk, de Paus toen zijne hofhouding liad. Deze, een jeugdig, doch krachtvol
man, in wien de krijgsgeest der Arkel’s blaakte, werd dan ook, niettegen-
staande Reinond, Hertog van Gelre, zeer voor Jan van Bronkhorst, zijn land-
genoot, ijverde, gekozen en door den Paus in 1343 :gewijd.
Dat er van de Caputio geene munten gevonden worden laat zieh gemakkelijk
verklären. Het Bisdom niet aanvaard hebbende, bezat hij ook geen regt ob
als Utrechtsch Bisschop te munten. Ten einde te toonen hoe hij Utrecht genegen
was, bepaalde de Caputio bij de stichting van een Collegie voor God- en
Regtsgeleerdheid te Perugia, dat er, ten eeuwigen däge, kosteloos twee kwee-
kelingen uit de stad of het Bisdom van Utrecht in zouden opgenomen worden.
Bisschop Jan van Arkel, die eerst in 1343 afscheid van den Paus nam en
te Utrecht aankwam, was de vierde zoon van Jan, uit den dapperen stam der
Heeren van Arkel, welk geslacht voor het stoutste onder den Hollandschen
Adel bekend was, en waarvan de Bisschop niet ontaard was, aangezien gemeld
wordt, dat nooit grooter krijgsman op den Bisschoppelijken stoel van Utrecht
heeft gezeten.
Jan van Arkel’s bestuur duurde van 1343 tot 1364, en in die 21 jaren
heeft hij ijverig gearbeid, zoo veel in hem was, pm de zaken zoowel van het
Neder- als van het Oppersticht in goeden Staat te brengen. Wat die van het
laatste betreft, wij hehben daarover reeds tamelijk uitvoerig gejbandeld in onze
Munten der Heeren en Sieden van Overijssel, bl. 60—65, en verwijzen onze
lezers derwaarts, terwijl wij ons thans, slechts zullen bepalen tot de vermelding
van het meest algemeen belangrijke uit het.leven dezes Bisschops, bijzonder wat
het Nedersticht betreft. , r , ' aimtiii-
Toen dan Jan van Arkel bezit van zijnen zetel had genomen, arbeidde hij
zoo vlijtig aan het herstel der door de schuld zijner voorgangers vervallene zaken,
dat hij er binnen 2- jaren aanmerkelijke verbeteringen in te weeg bragt,
Nadat hij het Slot Stoutenburg voor 4800, en dat van Horst voor 9000 ponden
aan het Sticht gehecht had (1), begaf hij zieh, als maatregel van bezuiniging,
(J) Zie daarover, onder anderen, eene aanteekening uit een HS. in de boekerij der
Maatsehappij van Ned. Letterk. in onze Munten van Holland en Zeeland, bl. 71.
buiten ’s lands, en wel naar Grenoble, latende het wereldlijk bestuur in handen
zijns breeders Robbert van Arkel, Heer van Asperen; dit laatste zeer tegen den
zin van Willem IV, Graaf van Holland, die,' na den dood van Bisschop Jan
van Diest, tot Momboir of Regent van het Sticht aangesteld en als zoodanig
door den Keizer bevestigd geweest zijnde, voorgaf, dat hij ook thans tot het
Bestuur geregtigd was. De Schrijver van den Tegenwoordige Staat van Utrecht
meent (1), dat deze zaak de eigenlijke reden geweest is , waarom de Hollandsche
Graaf, van dezen tijd af, zieh gereed maakte om den Stichtsohen den oorlog
aan te doen. Het duurde echter tot in 1345, alvorens hij zieh in staat be-
vond om tot het beleg van Utrecht over te gaan. Hij kwam den'11 Junij voor
die stad en het beleg duurde 5 weken. Graaf Willem, gedurende hetzelve in
eenen duisteren nacht onderzoek doende naar de diepte der stadsgraeht, werd
met een pijl in de hiel gekwetst. Inmiddels was de Bisschop, in Prankrijk van
het gevaar, dat zijne hoofdstad dreigde, onderrigt, in allerijl naar Nederland
teruggekeerd. Hij wist Jan van Beaumont [uit den Huize van Henegouwen],
oom van Willem IV , over te halen om als bemiddelaar tusschen beide te treden.
Men trof echter slechts een bestand tot St. Maartensdag, of 11 November,
diens jaars 1325. Het beleg van Utrecht werd opgebroken, onder voorwaarde,
dat 400 burgers blootshöofds en barrevoets Graaf Willem IV voor zijne tent
op de knieen vergiffenis zouden komen vragen; — dat men 20 roeden van de
Stadsmuur zoude afwerpen, en men hem verder eene geheele Straat ter zijner
altijddurende beschikking zoude stellen, die later langen tijd de Hollandsche
straat heeft geheeten.
In dit zelfde jaar sneuvelde Willem IV in de nabijheid van Staveren in Friesland
(2); waarop de Bisschop een bestand sloot met ’s-Vorsten erfgename (hij
liet geene kinderen na), zijne zuster Margaretha, gehuwd met Keizer Lodewijk
van Beijeren en door dezen met Holland verlijd. Gedurende dat bestand , dat
voor twee jaren getroffen was, rentstond de hevige twist tuschen Margaretha en
hären zoon Willem, later Willem V genoemd, welke twist de verdeeldheden
(1) Zie bl.; 71. -
(2) Verg. onze Munten van Holland en Zeeland, bl. 168.
14