
 
        
         
		van  Bisschop  David  van  Bourgondie;  zie  PI.  XX, N°  54),  binnen  eenen parel-  
 cirkel.  Het  omschrift  van  N°  5  is: 
 >5<  U SB  s c s p m  s v n s  § v r s d s  ? 
 Deze  verzuchting  tot  het  Opperwezen,  op  de  munt  uitgedrukt, geeft genoegzaam  
 te  kennen  in  welke  ongelukkige  omstandigheden  de  stad  Utrecht  in  deze  
 dagen,  ten  gevolge  van  het  onvaderlijk  bestuur  van  Bisschop  David  van  Bourgondie, 
   verkeerde. 
 Op  de  keerzijde  van  N°  6  bestaan  de  scheidteekens  tusschen  de  woorden  uit  
 bloempjes  en  vindt  men  het  omschrift  aldus: 
 USB €7 GSFW © OUS ©  VRSDS 
 Beide  zijn  van  Z.  B.  N°  5  bevindt  zieh  in  het  Koninklijk Kabinet en weegt  
 0,45 w.;  N°  6  in  het Kabinet  van  het  Noord-Brabandsch Genootschap,  wegende  
 0,5  w.,  en in  onze  Verzameling,  wegende  0,4  w. 
 N°  7  heeft  de  zelfde  type  op  voor-  en  keerzijde  als  de  N°  5  en  6;  maar  het  
 omschrift  der  vz.  is: 
 SBVßm o DSR o srnffim . V2SI2. VWRS. 
 Dat  der  kz.: 
 u s u ° g s p w  a o n s  s v r s d s  s 
 Z.  B.  weegt  0,55  w.  en  bevindt  zieh  in  de  Verzameling  van  Professor  kist. 
 N°  8  was  de  halve  der  voorgaande  munt  en  heeft ook  de zelfde type op yoor-  
 en  keerzijde.  Het  omschrift  van  de  vz.  is: 
 >j<  o iv io t s D a  § smzsro s V2C; v m s 
 Dat  der  kz.: 
 u s b  § G e™  s o k s  s v r s d s 
 Z.  B.  Deze  munt  weegt  in  de  Verzameling  van  het  Friesch  Genootschap  
 0,3  w.  en  in  de  onze  0,2  w. 
 N°  9  is  e e n   d i t o   m u n t j e   v a n   anderen  S t e m p e l ,   w a n t   h e t   o m s c h r i f t   d e r   
 vz.  l u i d t : 
 >i<  srviot» d s  .  » vtsb • vwb 
 Op  de  kz.  ziet  men  alleen  verschil  in  de  scheidteekens  der  woorden. 
 Z.  B.  weegt  0,27  w.  en  werd  door  6ns  alleen  in  het  Kabinet  van  wijlen  den  
 Heer  k e e k   aangetroffen. 
 N°  10  blijkt  uit  het  omschrift  der  vz.  duidelijk  ten  behoeve  der  armen  ge-  
 slagen  te  zijn. 
 Op  die  vz.  vertoont  zieh  het  stedelijke  wapenschild  binnen  een  compartiment  
 van  drie  dubbele  bogen.  Omschrift: 
 >5<  DOT  ° IS • DSB ° 2SBMSR » PS[nninck]  (1). 
 Op de kz. ziet men weder het kruis van laurierstokken, terwijl het omschrift luidt:  
 MOBSmX  • S • MSBWIHIS  (2). 
 Z.  B.  weegt  in  het  Koninklijk  Kabinet  en  in  dat  der  Leidsche Hoogeschool  
 0,35  w.;  in  onze  Verzameling  0,45  w. 
 N°  11  (op  de  onderste  rij  dezer Plaat)  heeft  op  voor-  en  keerzijden  de  zelfde  
 typen  als  de  N°  10,  doch  de  omschriften  van  die  voor-  en  keerzijden  zijn  
 thans  verwisseld. 
 Z.  B.  weegt  0,4  w.  Wij  verzuimden  indertijd  den  naam  des  bezitters  aan  
 te  teekenen. 
 N°  12  is  eene  soortgelijke munt  als N°  10,  doch  van  anderen Stempel,  gelijk  
 blijkt  uit  den  vorm  van  het omament  om  het  wapenschild  op  de  vz.,  alsmede  
 uit  het  gelijkbeenige  kruis,  dat  op  de  kz.  het  veld  der  munt in  vier  gelijke  
 deelen  scheidt;  verder  uit  de  op  de  letter V  gelijkende vier omamenten tusschen  
 de  beenen  vän  dat  kruis.  De  omschriften  zijn  even  als  van  N°  10. 
 Z.  B.  berust  in  de  Verzameling  der  Leidsche Hoogeschool  en  weegt  aldaar  
 (terwijl  het  exemplaar  zeer  beschadigd  en  dus  niet  volledig  in  gewigt  is)  
 0,3  w. 
 (1)  De  opschriften  op  verschiUende  kleine munten  nit  de  15e  eeuw  duiden  aan,  dat  die  
 muntjes ,veelal  gebezigd  werden  als  aalmoes  voor  de  armen.  Zoo  lezen wij  op  eene munt  
 van Gravin Maria  (Br ab and  en  Limburg,  PL XA'III, W  7):  Pro  Leo  da pauperibus,  en  
 zoo  liet  Keizer  Karel V,  als  Nederlandsch  Vorst,  muntstukjes  slaan  «ten  behoeven  van  
 dßn armen mendicanteu.»  Zie onze PLv/nten vo,n Friesland,  Groningen en Lrenthe, Bl.  163. 
 (3)  Gelijk  men  ziet  eene  lompe  fout  voor : 
 S   MKBOTDI. 
 Heeds  hebben wij  oneindige malen in  dit werk  zulke  lompe fönten  aangewezen,  die minder  
 aan  de  onkundige  stempelsnijders,  dan  wel  aan  hen moeten  geweten worden,  die het toezigt  
 over  de  Munt  uitoefenden. 
 4 0 *   .