
 
        
         
		bepaald  dat  Willem  het  Graafschap  van  Friesland  zoude  bekomen  beuevens  
 eene  jaarlijksche  toelage  van  300  penden  nit  de  opbrengsten  van  den  Toi 
 öeDeVllSlotvoogd  van  Koeverden  had  eigendunkelijk  de  tollen  aldaar  Veïhoogd,  
 hetgeen  den  Bisschop,  Heer  dier  Heerlijkheid,  zeer  mishaagde.  Hr;|  ontzette  
 hem  daarom  van  zijnen  post  en  droeg  het  Kasteleinschap  op  aan  Otto,  Graaf  
 van  Bentheim.  Doch  de  aanhangers  van  den  gewezen  SlotvOogd,  vooral  onder  
 deze  de  Groningers,  in  stilte  aangezet  door  de  Gelderschen  dle  Oene  a to t o g   
 wilden te weeg brengen,  atonden tegen Otto van Bentheim op, die, door Boudewyn  
 vergezeld,  een  inval  in  Drenthe  deed,  en  het  buitemhen  reeds  arme  P ^ t e   am  
 afliep  Niet  lang  daama  kwam  he t,  in  1196,  door  bemiddehng  tan  Keizer  
 Hendrik V I,  tot  een  verdrag,  dat  echter  door  den  Graaf  van  Bentheim,  die  er  
 zijne  rekening  niet  bij  vond,  dadelijk  verbroken  werd  Weldra  gmg  men  over  
 tot  eenen  strijd,  waarbij  de  Bisschoppelijken  de  nederlaag  kregen,  die  op  hum-  
 nen  terugtogt  naar  Utrecht,  om  zieh  op  de  Gelderschen  te  wreken,  de  Vehiwe  
 plnnderden,  zoodat  dit  weinig  vruchtbare  landschap, waann  zieh  echter  aan  de  
 zeekusten  nijverheid  e¿  handel  begon  te  ontwikkelen,  binnen  weinige  pren  e  -  
 haalde  malen  op  gruwelijke  wijze  de  ijsselijkheden  des  oorlogs  moest  onder- 
 " N i e t   lang  hiema,  te  weten  in  het  zelfde  jaar  1 Í9 6 ,  Oterleed  de  Bisschop,  
 De  monten  van  Boudewijn  I I   zijn,  even  als  die  van  de  meeste  zijner  voor-  
 gangers,  siechta  tweederlei:  denariën  en  Obolen.  De  laatste  zijn  veel  zeldzather 
 dan  dé  eerstë. 
 T ^ i n J o v e r   de  vioeger  en  later  zoo  herhaaldelijk  door  de Utréchtsche  Bisschop-  
 van  Utrecht  zegt  over  de  D  Utrechtsche  kerk  in  eenen 
 l “ at  a .  Ä   U r n .  « * - *   - " * » 
 «der  des Vredes  een  bloedstortende  krygsman,  met  meer  gedachtig  aan  zegge  y 
 Öp  PI.  VI  deelen  wij  onder  N°  1—-8 ,  en  verder  op  PI.  XXVIII  nog  een,  
 onderling  niet  veel  verschillenda  muntjes  van  Bisschop  Boudewijn  mede.  Het  
 blijkt  echter  uit  de  stukjes,  dat  er  vele  Stempels  moeten  gebezigd  geworden  
 zijn,  want  de  rigting  van  het  borstbeeld  en  van  den  Bisschoppelijken  kromstaf  
 is  op  de  muntjes  zeer  verschilfend. 
 Op  alle  voorzijden  ziet  men  Bisschop  Boudewijn  blootshoofds  tuet  den  staf  
 vöör  zieh,  naar  de  regterzijde  gekeerd.  Dit blootshoofds  zijn  der Bisschoppelijke  
 afbeelding  gaf  van  m ie r is   aanleiding  om  te  meenen,  dat  deze  muntjes  dagtee-  
 kenen  van  vödr  den  tijd ,  dat  de  Utrechtsche  Bisschoppen  den  mijter  mogten  
 dragen  (1 ),  en  dat  zij  dus  aan Boudewijn I  moesten  toegeschreven worden, maar  
 deze  leefde  in  de  I 0e  eeuw,  en  de  denarien  der  IQe  eeuw  hadden  nimmer  dien  
 kleinen  diameter,  welke  aan  die  der  I2 e  eigen  is,  Onze  muntjes  kunnen  dus  
 niet  anders  dan  van  Boudewijn  I I   zijn.  Het  omschrift  der  vz,  is: 
 >1«  BTfL  (deze  twee  letters  aan  een  verbonden)  DVVINVS  (wederom  de  
 beide  laatste  letters  als  in  een  krul  vereenigd  en  aan  de  N  
 gehecht)  ©PC. 
 Op  de  kz.  ziet  men  een  Karolingisch  kruis,  tussohen  welks  beenen  zieh  beur-  
 telings  een  sterretje  en  een  versiersel  in  de  gedaante  eener  liggende  ©  vertoonen. 
   De  rigting  dezer  teekens  verachilt  wel  eens. 
 Het  omschrift  is: 
 »Ji  TB7ÎISGTVTO  (de  laatste  letter  van  eenen  zonderlingen  vorm), 
 Na¡ 1 ,  in het  Kabinet  beebaerts,  w e e g t   0,6  w. 
 —  2 ,  in het  Kabinet  der  Leidsche  Hoogeschool,  weegt  .  .  0,7 w. 
 Een  ander  exemplaar  a l d a a r   0,6  w. 
 Twee  dito bij  de HH.  B e e la e rts   en  boonzaje r wegen  ieder  0,6  w.  
 im   3 ,  in het  Kabinet  de  r q i je ,  weegt  . . . . . . . .   0,6 w. 
 Een  ander  dito    .........................  ,  0,55  w. 
 —  4 ,  in het  Kon,  Kabinet  en  bij  den  Heer  Stricker ,  weegt  .  0,65 w. 
 —  5,  bij  Mevr,  van  a s e n   te  Gorinehem,  w e e g t   0,6  w. 
 (Jt)  Eerst  aan  Bisschop  Godebald  is  het  dragen  van  den  mijter  vergund  geworden;  zie  
 verschilfende  Schrijvers.