
 
        
         
		N°  13  is  de  helft  van  de  N°  12,  doch  wijkt  in  het  omschrift  der kz.  daarvan  
 af.  Dit  omschrift  toch  is  thans: 
 SHOD  I  qtts  I  wrts  I  ia a ro 
 Z.  B.  weegt  0,25  w.  en  wordt  in  onze  Verzameling  gevonden. 
 N°  14  is,  gelijk  wij  later  bedachten,  hoogstwaarschijnlijk  ouder  dan  de  
 Nos  3—13,  en  had  daarom  door  ons  hooger moeten  geplaatst  geworden  zijn ;  
 maar  die  bekend  is  met  de  moeijelijkheid  der  bijeenbrenging  van  een  werk  als  
 het onderhavige, — waarbij men met  zoo  vele  verschillende  bezitters van munten  
 te  doen  heeft,  die  niet  alien  even  gereedelijk,  uit  lief de  tot  de wetenschap,  zieh  
 eenen  korteren  of längeren  tijd  van  hunne munten  kunnen  scheiden  —  zal  ons  
 onze  waarschijnlijke  vergissing  wel  willen  vergeven. 
 Op  de  vz.  ziet  men  het  Utrechtsche  wapenschild  binnen  een  compartiment  
 van  twaalf  boogjes,  alles  binnen  eenen  parelcirkel  gevat.  Omschrift : 
 >£  DOT  « IS  « D S R   « ............ 
 Op  de  kz.  bevindt  zieh  èen  dusgenaamd  Karolingisch  kruis  binnen  eenen  
 parelcirkel.  Omschrift : 
 >z>  MODSW2S  o s   o MSRTIDIS. 
 Weder  de  zelfde  fout  als  boven. 
 Z.  B.  weegt  in  het  Kabinet  der  Leidsche  Hoogeschool  0,45  w.;  even  zoo  
 veel  in  onze Verzameling ;  het  exemplaar bij wijlen den Heer  k e e k  woog 0,386 w. 
 N°  15,  de  halve,  is  door  ons  naar  een  zeer  onduidelijk  exemplaar  in  onze  
 eigene  Verzameling,  als  bij  de  gis,  afgeteekend,  en  daarom  naàr  een  beter,  te  
 Brussel  later  door  ons  ontdekt,  exemplaar  andermaal  afgebeeld  geworden  op  de  
 Supplementplaat  XXXI,  onder  N°  4.  Op  de  vz.  wordt  gelezen : 
 >J<  DOT.«  IS  " D SR   » 2ÎRMSR 
 en  op  de  kz. : 
 «5<  MODHT2Ï  ° S  s MSRWIK. 
 Z.  B.  weegt  0,3  w.  Kabinet  van  den  Heer  g e e l h a n d   s c h o n e n   te  Brussel. 
 Onder  N°  2,  op  de  zelfde  Supplementplaat,  geven  wij  de  af beelding  van  
 een  later  door  ons  ontdekt  muntje,  dat  zeer  aanvult  het  op  Pl.  XXV,  onder  
 N°  14,  afgebeelde;  het  is  echter  van  eenen  anderen,  minder  groven,  Stempel.  
 Het  omschrift  der  vz.  is: 
 •$«  DOT  " IS  ° D SR  « 2SRMSI2« P. 
 Dit  muntje  bevindt  zieh  in  de  Verzameling  des  Heeren  m u n n ic k s   v a n   
 CLEEIT. 
 N°  16  is  een  van  die  munten,  welke  door  den  Gelderschen  Hertog  Karel  
 van  Egmond  te Utrecht  geslagen  zijn,  toen  hij  zieh  met  de  zaken  van  het  Bisdom, 
   daartoe  door  zijne  partij  binnen  de  stad,  geenszins  tegen  zijnen  wil,  rnt-  
 genoodigd,  allerernstigst  bemoeide;  waarschijhlijk  is  het  geldstuk  ten  jare  1511  
 in-het  Bisschoppelijke munthuis  geslagen,  maar  alle  narigten  daarömtrent  schij-  
 nen,  zoowel  in  Utrecht  als  in  Gelderland,  verloren  gegaanite zijn.  Ten  gevolge  
 daarvan  kennen  wij  dan  ook  naam  noch  waarde  van  deze  munt,  die  uiterst  
 zeldzaam  schijnt  geweest  te  zijn. 
 Op  de  vz.  dan  van  het  muntstuk,  dat  het  zwaarste  is  wat  er  binnen  Utrecht  
 gedurende  de  regering  der  Bisschoppen geslagen is geworden,  en  dat  door Karel  
 mögt  vervaardigd  worden  omdat  zijne  in  Utrecht  zoo  magtige  partij  hem  tot  
 Voogd  en  Beschermer  had  aangenomen ,  ziet  men  den  Heiligen  Martinus  of  
 Maarten,  Beschermheilige  der  Stad  en  van  het  Bisdom,  te paard,  terwijl  hij  
 een  stuk  van  zijnen mantel  snijdt.  Van  eenen  bij. hem  staanden  bedelaar  (ten  
 Wiens-  behoeve  de  legende  zegt  dat  hij  zulks  gedaan  zoude  hebben),  die  op  de  
 afbeelding  dezer  munt,  in  v a n   m i e r i s   Hist,  der  Nederl.  Vyrsten,,  :1,  348,  
 voorkomt,  was  op  de  twee  exemplaren,  die  ons  ter  afbeelding  ten  dienste  ston-  
 den,  niets  duidelijks  te  vinden.  Voor  den  Heiligen  ziet  men  het: wapenschild  
 van  Gelderland,  als  of  het  Utreehtsche  Bisdom  wereldlijk  reeds  een  deel  van  
 dat  Hertogdom  uitmaakte.  Het  omschrift  is : 
 UTiROIi * DVtt * GSIiR' *  IVB' * Z' * GO' *  J  
 d.  i.  Karolus  Tkix  Gelriae,  Juliaci  et  Comes  Zutphamiae. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  een  zeer  fraäi,  als  in.  bloemsieraden  eindigend,  bij-  
 zonder  versierd  kruis ,  waarvan  de  vier  beenen  door  bogen  aan .elkander  Verbünden  
 zijn,  en  dat  een  dusgenaamd  Geldersch  kruis.Tn  het  hart  heeft.  i  Het  
 omschrift  is  thans: 
 m o u a   |  givot  |  tot' * T R   j  TSiaecm. 
 Z.  weegt  3,8  w.  Deze  munt  bevond  zieh  in  het  Kabinetj van,  wijlen.  den  
 Heer  k e e r .  Een  exemplaar  bij  den  Heer  St r i c k e r   ,  dat  dikker,  doch  tevens