dagen verrigt was voor zijne rekening nam en als welgedaan verdedigde.
Bisschop Zweder bekleedde tien maanden lang den Utrechtschen zetel en gedu-
rende dien tijd deed hij wekelijks op plegtige wijze zijnen tegenstander Rudolf
van Diepholt in den kerkelijken ban en sprak zijnen vloek tegen hem uit. Ook
verbond hij zieh eerlang met Filips van Bourgondie, hoofd der Kabeljaauwsche
partij in Holland, die er dadeljjk werk van begon te maken om de aanhangers
van Rudolf in het Sticht, die het met de Hoekschen of de partij van Jaeoba
van Beijeren hielden, met geWeld aan te tasten. Nadat Bisschop Zweder, die,
volgens de Geschiedschrijvers, bijzonder trotsch van aard was en te /Utrecht
zieh zeer gehaat gemaakt had, in den ,zomer van 14.26 zieh had ¡laten overreden
om eenigen tijd te gaan door breiigen te Amersfoort, Rhenen en op het Blot ter
Horst, zullende hem ,dit eene aanzienlijke besparing op de kosten .zijner shof-
houding te weeg brengen, maakte Rudolf, die in het geheim kennis van deze
raadgeving droeg en zieh daarom in de nabijheid op het Huis te Wulven op*
hield, zieh spoedig van Utrecht meester. Hij zond namelijk ten dien einde
Jan van Renesse van Rijnauwe aan het hoofd van eenige manschappen ter ,stad
in. Deze versloeg het gild der vleeschhouwers, .die ,de partij van. Zweder'toe-
gedaan waren, en liet Rudolf den volgenden dag binnen. Zweder, verneinende
wat er gaande was,, kwam,, hoewel dadelijk naar Utrecht .terugkeerende, stoch
te laat met zijne ■krijgsknechten, want men -sloot.hem de poort en wilde hem
volstrekt niet binnenlaten. Naar Amersfoort teruggekeerd, geraakte hij ook
daar met moeite binnen de stad.
Bij verrassing wist hij evenwel zijne partij te Amersfoort door eene bende
Gelderschen te doen vefsterken, die echter eerlang, door toedoen van de burgers
van Utrecht ¡en Eemnes , verjaagd werd.
Rudolf van Diepholt was inmiddels , zoo door het Opper- als door het Neder-
stioht, als Postulaat, Ruwaard en Beschermer van het Bisdom aangenomen.
Aan Zweder werd alle regtsgebied ontzegd. Uit Amersfoort verdreven, hield
deze zieh dan eens te Kuilenburg, dan weder te Arnhem op; dikwerf ook te
Dordrecht, steeds vergezeld van de weinige Kanunniken, die zijne zijde hielden.
In 1427 sloot hij een verbond met Filips den Goeden, Hertog van
Bourgondie, die, na het mishandelen en plünderen zijner nicht Jacoba van
Beijeren, zoo goed als Heer en Meester in Holland en Zeeland was. Deze
vreemdeling, geholpen door Hertog Aarnoud van Gehe, begon die van Utrecht
en Amersfoort vijandelijk te behändsten, om reden, gelijk wij zoo straks- ver-
meldden, dat Bisschop Rudolf de* vriend. van Jacoba was. Het duurde alzoo
niet lang of Hertog Filips sloeg het beleg voor Amersfoort, welke stad, körten
tijd geleden, door die van Utrecht met 300 schutters,. ter betere verdediging,
voorzien was geworden. De belegerden, die zieh dapper kweten, werden tot
driemalen toe van de wallen naar binnen gedreven. Doeh de Utrechtsche schutters
, bijgestaan door de vrouwen der Amersfoorders, gingen de belegeraars bij
het stormen met kokend kalkwater t© keer, en noodzaakten den Bourgondier
eindelijk van voor de stad weg te trekken. Bij had er zoo veel volk verloren,
dat men eene geheele week bezig was om de lijfeen uit de stads gracht te halen
en ter aarde te bestellen. Tijdens het langdurig beleg kwamen de Kabeljaauw-
schen te scheep voor Spakenburg en bemagtigden Bunschoten , waarna zij de
belegeraars van mond- en krijgsbehoeften voorzagen. De Amsterdammers hielden
verder een groot katschip in den mond van de Eem (1) , om den toevoer
te water naar Amersfoort af te snijden. Rudolf van Westberke voer met eenig
krijgsvolk do Vecht op, doch ondervond, toen hij zieh op het land waagde,
van de zijde der Stichtsche landlieden tegenstand, terwijl hij eerlang door de
Utrechtenaars met verlies op de vlugt werd gejaagd, Deze laatsten plunderden
van hunne zijde de Veluwe, die reeds zoo dikwerf in de laatste eeUwen de gru-
welen van den oorlog had moeten verduren. Doch die plundering bekwam de
Utrechtenaars zuur, want die van Nijmegen, hun tegeugetrokkeu, verdreven ze
met groot verlies uit de Betuwe.
Nadat men van tijd tot tijd een bestand getroffen had (terwijl Zweder zieh
meest in Holland en wel te Dordrecht ophield, e n , behalve in Holland, ook in
Gelderland, Zeeland en Friesland als wettig KerkvoOgd erkend werd), kwam
het eindelijk in Januarij 1430 tot een vasten vrede. Hard was het voor" Bisschop
Rudolf, die geen steun meer kon vinden bij de verslagene Hoeksche
(1) Zie ook de vermelding der vloot van Hertog Filips den Goeden in de Eem in
onze Munteti van Holland en Zeeland, bl. 376 en 378.