
 
        
         
		.  18  1 
 negotium  generale  fermentatae  cerevisiae,  quod  vulgo grutt (sic) nuncupatur, immo  quicquid  
 in jam  dieta Villa ad publicum  bannum  si ve  distrietum  pertinere  visum  est -in  Gomit^tu  Hu*  
 neri ci  [eene andere lezing is : Unrochi] Comitis in pago Testerbantia dicto situm, atque eundem  
 distrietum  cum  moneta,  banno  et  teloneo,  et  totius  publicae rei function,e,  praelibato  Coe-  
 nobio  Sancti  Martini  Confessoris  penitus  in  proprium  tradidimus,  insuper  sibi  donavimus,  
 quicquid  Poppo  filius  Walgeri  habuit  in  ministerium  in  eodem  Oomitatu,  et  in  Villa  
 Àrclo  proprietario  jure  habendum  tali  órdine  ut  prae^atus  Anfridus  venerabilis  Praesul,  
 suique  successores  easdem  res,  per  nostram  confirraationem  traditas,  teneat,  disponat,  ordine! 
   et  perfruatur  nostra  omniumque  nostrorum  perpetualiter  remota  contradictione.  Et  
 ut  haec  nosfàae  authoritatis  pagina  firma  permaneat,  hanc manu  nostra  propria  corrobora -  
 vimus  et  sigillari  praecepimus. 
 Signum  Domini  Qttonis  Gaesaris  invitissimi.  Heribertus  Caneellarius  vice  Willigisi 
 Archiepiscopi  recognovi.  Data  EOE  Idus Aprilis,  anno  Dominicae  incamstionis  D.  CCCC. 
 XCVTII.  Indictione XII tertii Ottonis regnantis,  anno  XVI;  Imperantis  HI.  Actum  in 
 Eomano  Palatio  felici  manu.  _ _ 
 H e d a ,  bl.  95. 
 Ten  jare  1009  ondernamen  de  Noormannen  wederom  eenen  invai  in  deze  
 landen,  die  in  het  volgende  jaar  herhaald  werd,  Zij  voeren  thans  de Merwe  en  
 Waal  op,  vermoedelijk  omdat  de  Rijnmond  bij  Kalwijk  reeds  onbevaarbaar  geworden  
 was.  Zij  kwamen  nu  te  Tiel,  welke  stad  na  het  vemietigen  van  Dor-  
 stad  allengs  opgekomen  en  eene  bloeijende  koopstad  was  geworden.  Na  vele  
 verwoestingen  te  hebben  aangerigt  trokken  zij  ook  naar  Utrecht,  en  verzochten  
 daar  alleen  om  binnengelaten  te  worden,  ten  einde  hunne  Godsdienst  te kunnen  
 uitoefenen.  Zulks  werd  hun  echter  in  beleefde  termen  geweigerd,  waarop  z ij, 
 geslagen,  noch in originali, noch in af beelding, is voorgekomen, maar de zelfde vermelding van  
 de  geschonkene  moneta  te Groningen en  te Deventer [zie later] ,  van welke steden wel degelijk  
 munten  uit  de  11® eeuw  overig  zijn,  doet  ons  vernaoeden,  dat  de  Keizerlijke of  Bisschop-  
 pelijke Bommelsehe  munten  verloren  gegaan  zijn.  De ondste voorhandene Bommelsche ntunt  
 is  een  dubbele  groot  van  Hertog  Beinond  I I I   van  Gelderland  (1343—1371),  door  ons  
 afgebeeld  in  onze  Munten  'der  Graven  en  Mertogen  van  Gelderland,  PI.  IT ,  N°  1.  Wij  
 houden  het  er  dan  voor,  dat  in  deze gift  van  Bommel,  even  als  in  die  van  Groningen  en  
 Deventer,  moneta wel  degelijk  een muntkuis  zal  beteekend  hebben.  In  muntzaken  was  de  
 overigens  zoo  geleerde  b o n d a m   niet  bijzonder ervaren.  Vergelijk verder over deze aangelegen-  
 heid  ypey  en  eexth  in  hunne  Oudkeden  van  het  Gooregt  en  Groningen,  Gron.  1836,  
 bl. -¿69—279. 
 |   19  ) 
 gelijk  de  Krönijkschrijvers  melden,  nit  hoogaehting  voor  den  Bisschop  Ansfrid  
 aft r'okken,  zonder  verder  iets  bier  te  lande  te  ondernemen.  Verder  leest  men  
 van  geene  latere  invallen  der  Noormannen  meer;  bet  Cbristendom  bad  hunne  
 zeden  aanmerkelijk  verzacbt. 
 B ek a   en  h e d a   stellen  bet  sterfjaar  van  Ansfrid  op  1008,  doch  l am b e r tu s   
 scHa fn a bu rg e ’n s is   Op  1010. 
 ’s Mans  opvolger  was  Adelbold,  die  van  adelijke  geboorte  en  oorlogzucbtigen  
 ¡(afd  was.  Hij  had  bet  Bisdom  nog  niet  lang  bestuurd,  toem  bij  in  eenen  
 bfoedigen  oorlog  geraakte  met  Dirk  111,  Graaf van Holland.  Aanleiding  hiertoe  
 gaf  bet  benadeelen  van  ¿en  handel,  de jagt  en  de  visscherijen  van  ’s Bisschops  
 onderdanen,  door  bet  opwerpen  eener  sterkte  en  de  tolvordering  ter  plaatse,  
 waar  thans  Dordrecht  ligt.  Zulks  had  omstreeks  1015  plaats.  Vooral  de  Tie-  
 lenaars,  die  in  deze  dagen  grooten  handel  op  Engeland  dreven,  werden  door  
 den  tol  zeer  gehinderd,  en  klaagden,  vereenigd  met  den Bisschop,  den Holland-  
 schen  Graaf  bij  den  Keizer  aan,  die  weldra  een  aantal  zijner  magtige  vasalten  
 betal  om  hem  te  tuehtigen.  Inmiddels  verontrustte  Adelbold  de  Hollandsche  
 grenzen  door  middel  van  zijnen  leenman  Dirk  Bavo,  die  aan  bet  boofd  stond  
 van  bet  Markgraafschap  Bodegraven.  De  wakkere  Hollandsche  Graaf  verjoeg  
 ’s Bisschops  leenman  en  maakte  zieh  meester  van  Bodegraven.  Ten  gevolge  
 van  eenen  in  Julij  1018  geleverden  slag,  waarin  Adelbold  een  groot  aantal  
 Slichtscbe  edellieden  verloor,  moest  hij  bet  veld  ruimen. 
 Inmiddels  was  bet  groote  leger,  dat  ’s Keizers  bevelen  zoude  uitvoeren,  in  
 Holland  gekomen,  doch  in  het  gebrokene  en  moerassige  land  verslagen  geworden. 
   Bisschop  Adelbold  bergde  zieh  ter  naauwer  nood  in  een vaartuig.  Hertog  
 Godfried  werd  gekwetst  binnen  Dordreebt  gebragt,  doch  eerlang  ontslagen.  De  
 overwinning  was  volkomen.  De  Krönijkschrijvers  willen  (misschien  eenigzins  
 överdreven),  dat  er  na  den  tijd  van  Karel  den  Grooten  zulk  een  zwaar  verlies  
 hier  te  lande  niet  geleden  was.  Onder  anderen  sneuvelden  er  aan  de  
 Stichtsche  zijde,  behalve  talrijke  onadelijken,  eenige  Graven,  Bidders  en  
 Geestelijken.  De Luikenaars  en  Kamerijkschen waren bijna  allen omgekomen  (1). 
 (1)  Men  vergelijke  het  door  ons  aangeteekende  in  het  leven  van  Dirk  I I I   in  onze Mun-  
 ten  van  Holland  en  Zeeland,  bl.  15,  16.