1816 afgebroken is geworden, vindt men in het Tijdschrift voor enz, van Utrecht,
1835, bl. 199—210 en bl. 311—328.
Het zegel van Bisschop Koenraad,- ontleend aan een charter van 1094, zie
men in deszelfs tegenwoordige kleur afgebeeld in het gemelde Tijdschrift voor
1847, tegenover bl. 194.
Bl. 88, reg. 2, staat: Graaf d e r e n e s s e ; voeg bij: In 1858 was ze het
eigendom van den Heer g e e l h a n d s c h o n e n te Brussel. Wij bevonden daar,
dat het gewigt van dezen denarius is 0,95 w.
Bl. 40: door den Heer d ir k s wergenomen. Wij bedoelen ’s mans Verhande-
ling in den Alg. Konst- en Letterbode voor 1841, N° 7—-9.
Bl. 40. Er bestaat eene Verhandeling van Dr. J . h . v a n . b o l i iu i s over de
magtsvermindering van het Bisdom na 1125 en het betalen eener pensie aan
Holland, in het Tijdschrift voor enz.' van Utrecht, 1847, bl. 289—313; nog
342 en 343.
Bl. 44: Andries van Kuik. Zie nog over hem en het onder zijne regering
gebeurde, w a p t. a. p . bl. 16—27.
Bl. 44, reg. 18, staat: des Graven van Bekheim. Anderen, en ook w a p ,
in het boven aangehaalde werk, hebben Bothem (Rossem); nog andere namen
geeft w a p op in z ijn e Aanteekeningen.
Bl. 46, reg. 5 van onder, staat: Omtrent 2 jaren voor zijnen dood. Hij
stierf in het jaar 1150,
Bl. 46, reg. 4 van onder, staat: dat — Utrecht -— afbrandde. Over de
belangrijkste branden in Utrecht (ook elders in die dagen zoo menigvuldig)
leze men het Tijdschrift voor enz. van Utrecht, 1837, bl. 213—227.
Bl. 51, in ’t midden: het kasteel Horst. Men zie eene Verhandeling van
Mr. h . m . a . j . v a n a s c h v a n w i j c k over dit kasteel, dat bij Rhenen lag en
in 1528 Werd afgebroken, in het Tijdschrift voor Gesch. Oudh. en Stat. van
Utrecht, 1841, bl. 217—235, 253—268, en een aanhangsel daartoe in dat
van 1844, bl. 138 en 139.
Bl. 60, reg. 6 van boven, staat: SPS »BOR enz. Terwijl wij steeds, zoo
veel wij vermogten, de Proefplaten van ons werk, ook aan de bezitters van be-
roemde buitenlandsche Kabinetten, zonden, berigtte ons de Heer h . Da n n e n b e r g ,
Assessor te Berlijn, dat deze munt aan eenen Bisschop van Toul behoort en
dat het opschrift op duidelijke exemplaren is:
SPS ( rovii I IlSK | SIS.
Hij merkt ook op, dat er geene plaats is voor:
WRTSISGrPSHSIS.
Waren de Proefplaten niet gezonden (hoewel ons echter de opmerking van den
Heer Da n n e n b e r g te laat- geworden, is om er in onzen tekst gebruik van te
kunnen maken) zoude ons tegenwoordig Deel het licht hebben gezien, zonder
de op dit punt zoo hoognoodige teregtwijzing.
Het verzwaarde onzen arbeid aan dit Werk niet weinig, dat wij de Proefplaten
telkens aan zoo velen binnen en buiten ’s lands te verzenden hadden;
doch die het doel wil, moet de middelen aanwenden.
Bl. 60, reg. 16 van boven, staat: met mijter en schepter; lees: met mijter
en kromstaf.
Bl. 65, reg. 1, staat: stede het Gein. Zie over Oudegein en het Gein het
Tijdschrift voor Gesch. Oudh. en Statistiek van Utrecht, 1843, bl. 1—24,
37—59,en 73—89; verder over het oude handelsverkeer door het Gein, gemeld
Tijdschrift voor 1847, bl. 361—365, alsmede 397—414.
Bl. 65, reg. 6, staat: Salland. Dat deze landstreek op den 20 Eebruarij
1226 aan Utrecht is afgestaan, lezen wij in het Tijdschrift, zoo even vermeld,
1835, bl. 82.
Bl. 86, reg. 4 , staat: de Kenriemers, enz. Men zie eene Verhandeling van
Dr. J . H. v a n b o l h ü i s ; getiteld: de Kennemers in het Sticht van Utrecht,
1268—1270, in het Tijdschrift voor — enz. van Utrecht, 1837, bl. 41, 145
en volgg.
Bl. 86, reg. 5, staat: het slot te Vreeland. Zie eene afbeelding en be-
schrijving van gemeld slot in het Tijdschrift voor -— enz. van Utrecht, 1837,
bl. 77—88. I
Bl, 119, van onder in Noot 1, staat: Overijss. Alm. van Oudheid en Letteren;
lees: voor Oudheid en Letteren.
Bl. 122, reg. 7 van boven, staat: zes pont payements wter merck, die veerthien
loot fijns Zilvers houden sal ende twe loot Copers; — d. i. men zal slaan
42