
 
        
         
		d.  i.  Nullum  numen  aßest  si  sit prudentia ;  een  regel  ontleend  aan  vers  365  van  
 de  X®  Satyra  des  Hekeldichters  Javenalis.  Zij  luidt  aldus  vertaald: 
 i Wammer  er  voorzigtiglieid  is,  dan  is  geene  Godheid  afwezig. 
 Waarmede  onze  vooral  niet  onbekwame  Kerkvoogd  te  kennen  schijnt  te  hebben  
 willen  geven,  dat  hij  nieende,  dat  schranderheid  voldoende  was  om  een  land  
 te  regeren. 
 Hoe  dit  zij,  zeker  is  het  dat  er  niet  vele  exemplaren  dezer  muntsoort  meer  
 overig  zijn,  aangezien  er  in  alle  ons  bekende  Verzamelingen  slechts  een  meer  
 voorkomt.  Wij  vonden  het  stu k ,  dat  2,3  w.  haalde,  in  het Kabinet  van  Wijlen  
 den  Heer  k e e r ,   en  vonden  later  aangeteekend,  dat  het  daar  Voor  den  aanzien-  
 lijken  prijs  van f  5 5 .—  (met  inbegrip  der  opgelden)  verkocht'  is  geworden1  (1). 
 Wat  de  zilveren  munten  bstreft,  geven  wij  onder N°  2  en  3  de  afbeeldingen  
 van  twee  onderling  weinig  verschillende  dubbele  stuivers. 
 Zij  hebben  op  hunne  voorzijden  het  zaamgestelde  wapenschild  van  Oud-  en  
 Nieuw-Bourgondie  binnen  een  versiersel van boogjes,  die  aan  het einde  bloempjes  
 hebben.  Het  een  en  ander,  is  gevat  binnen  eenen  parelrand.  Omschrift: 
 >$<  iBOHSWffi  * HOVK  * PHW  * ©PI'. *■ UBJSISGTOSn' 
 Men  zal  op  de  afbeelding  zien,  dat  de .letter  S   thans  eenen  bijzonderen  of  
 afwijkenden  vorm  heeft. 
 Op  de  kz.  van  N°  2  en  3  beide vertoont  zieh  een  zeer  versierd,  aan  de  einden  
 gebloemd,  kruis,  hebbende  in  het  hart  het  wapenschild  des  Bisdoms;  het  een  
 en  ander  binnen  eenen  parelcirkel.  Het  omschrift,  ontleend  aan  de^vulgata-  
 vertaling  van  Psalm  LXXI,  vers  5 ,  luidt: 
 >£.  rnv * S S   * PSmiSHWlK  * MG2i  * DOMIHS  
 d.  i.  Gij  zijt  mijne  lijdzaamheido  Heer!  waar  achter  het  jaartal  1509  schijnt  
 te  volgen. 
 Ook  de  zilveren  munten  van  Bisschop  Filips  van  Bourgondie  schijnen  in  zeer 
 (1)  Ten  jare  1610  werd  het mark  dezer muntsoort door  de  Staten  van  Holland  geschat  
 op  .160  gülden,  9  stuivers  en  40  mijten.  Eene  eeuw  na  de  vervaardiging  waren  er  dus  
 nog  vele  exemplaren  overig. 
 gering  aantal  vervaardigd  geworden'te  zijn:;  althans  van  N°  2  is  ons  slechts  een  
 exeinpl. voorgekomen, wegende 2-,8 w., en dat wel in het Kab. v. d.  Hr.  Stricker. 
 N°  3 ,  dat  wij  in  de  Verzameling  van  den  Heer  van  cleel’F  aantroffen  (im-  -  
 raers  zoo  meenen  wij)', ¡draagt  duMelijk  iKdtfjäartal  1510. 
 •  W°'i4  en  5  zijn  ongetwijfeld  de  pennipgen: Üan. taee gwcte»  of  de  enkele slui-  
 iiers  der  boven  medegedeeìde^  Muntordohnantie  .vane 22  Maart  1509,  en  dus  
 waarschijnlijk  in  dat  jaar  of  de- eerstvolgende  vervaardigd.  Wij  deelen  er  twee  
 exemplaren  van  mede;,.'het  ééne  met  een  klop  voorzien. 
 De  munt  heeft  op  hare  Vz.  het  zaamgestelde wapenschild  van Oud-  en Nieuw-  
 Bourgondiö  in ‘ ronden  vorm.:.  Hefe  omschrift.'iluidt:  : 
 Bp  SHOHSW2Ì  * HOVK PI IM  - GPI' * FPBÄlSG'T.GR' 
 Op  de  kz.  ziet  men  een  aan  dè  einden  Versierd  kruis,  dat  met  die  uiteinden  
 bijkans  tqt  aan  den  rand  der  munt  reikt.  De  beenen  van  het  kruis  worden  
 door  aan  de uiteinden  als  met  blòempjes  versièrde  bogen  vereenigd.  In  het  hart  
 des  kruises  vertoont  zieh  weder’h e t'Wàpenschild  des  Bisdoms.  Het  een  en  ander  
 is  binnen  eenen  parelcirkel  gevat.  Het  omschrift  luidt  weder: 
 IPV *GS  * PKWiGIOTIK  * MG25 * DOMIH. 
 Deze  munt  komt  meer  voor  dan  de  dubbele stuiver.  Wij  vonden  haar  in  het  
 Eoninklijk  Kabinet /  wegende  p , 4 * ',   in  dat der Léidsche Hoogesohool  (3,3 w .),  
 bij  den  Kolonöl de, roije  (3,4fri'W.)9  bijiden Heer  strìcker  (3,3 w.),  eindelijk  
 in  de  Verzameling  van 1 wijlen)  den  Heer  keer  (8,49  w.). 
 De  N° : 5  is  voorzien  van  een'.klop,  die: een  kästest  voorstelt. 
 Het  door  ons  afgebeelde  exempl.  bérust bij den Heer de roije en weegt 2,95 w. 
 Op  eene onzer  Supplementplaten  deeldd wij,  volgens v a n  mieris ,  de afbeelding  
 van  denhroöf'of liälveh stuiver 'mède y. die  door Ions' te  vergeefs  in  alle ons bekende  
 Verzamelingen  gezöcht  is  geworden.  Wij  meenden,  vóór  dat  de  boven  mede-  
 gedeelde  Muntordonnantie.Ivan.  22  Maart  15t)9  ter  onzer  kennis  was  gekomen,  
 dat  v a n   mieris  in  bovengemelde  afbeelding  ons  die  van  eenen  stuiver  of  dub-  
 belen  yro'of ’had  willen  geven.  Van  daar  dat  wij  zijne  afbeelding  thans  ehrst  
 in  ons  Supplement  mededeelen.  Men  ziet  op  de  vz.  het  ronde  wapenschild  en  
 daarop  het  opschrift  (dat1 wel  in  oud-Duitsche  letter  geplaatst  zal  zijn  geweest;  
 eerst  op  de  N ° .6   en  7  komt  de  Latijnsche  voor) :  ( 
 32