
 
        
         
		N°  8¡  . .   I  2SV  I  SH   I  . . . 
 Weegt  0,65  w.  en  berust  in  bet  Koninklijk  Kabinet. 
 N°  4  (op  PI.  IX ):  . .   I  V  I  SH   I  rpR 
 Weegt  0,463  w.  in  het  Kabinet  van  wijlen  den  Heer  k e e r ,  en  is  ook  door  
 o n s   aangetroffen  in  dat  van  den  Kolonel  d e   r o u e . 
 N°  5  heeft :  *5*  D  |  TSVS  |  H .  |  .  .  ji 
 Weegt  0,55  w.  en  werd  ons  gezonden door  den Heer  d e   vo oqt. 
 N°  6:  3?  °   I  •  •  I  •  •I  RI2SWeegt  
 0,5  w.  en  werd  ons  verstrekt  door  de Heeren  d e   voogt  en H U g g j   
 N °   7 ,  waarschijnlijk  niet  juist  gelezen,  is  door  ons  ontleend  aan  m a d e r ’s  
 Krit.  Hey tr.  zur  Münzkunde  des  Mittelalters,  V I,  4 5 ,  en  daaruit  overgeno-  
 rnen  in  g r o t e ’s  Blätter fü r   Münzkunde,  Pi.  XVII (1).  Hij  deelt  een duidelijker  
 exemplaar,  van  afwijkenden  vorm, onder  N» 44  mede,  ln  zijnen  tekst 
 vraagt  hij  op  bl.  241  of  de  N°  7  ook  soms  de  beide  opschnften  van  Vollenhove  
 en  Deventer  zoude  dragen.  G r o t e   is  het  daaromtrenl  (zie  bl.  172)  niet  met  
 hem  eens.  Het muntje  konde wel eens het product van eenen valschen munter zijn.  
 De  groote  m a d e r   vergist  zieh,  deze  beide  munten  obolen  noemende,  terwijl 
 het  denarien  zijn. 
 N°  8  heeft:  D  |  TÏVS  |  HW  |  .  .  . 
 Wee»t  0,6  w. ;  ons  gezonden  door  den  Heer  de  voogt. 
 N°  9  heeft:  *   D  |  TSVS  |  HW  |  BITS.  | 
 Weegt  0,51  w.  in  het Kabinet  van  den  Heer  s t r ic k e r ,  en  0,598  w .  m  a  
 van wijlen  den Heer  k e e r ;  in het laatste  is eene  geringe  afwijkmg  op  te  merken.  
 K"  .10,  een  obool,  heeft: 
 a  (sic) TS  .  I  . '..  t # :2S¡ 
 Weegt  0,2  w.  Wij  verzuimden  indertijd,  na  het  teekenen  van  dit  muntje,  
 bij  de  teekening  deszelfs  bezitter  te  vermelden. 
 N°  1 1 ,  mede  een  obool,  heeft: 
 . . .   I  . . .   I  . W  I  BI. 
 m   G r o t e   deelt  in  het geheel  vier manten  van  onzen  Bisschop mede,  van N  .564—367.  
 Ook  vindt  men  er  twee  afgebeeld  (doch  vrij  raw)  bij  l e liw e l  m  zijnen  Atlas,  f l.  ,  
 W  6  en  7. 
 Weegt  0,21  w.  in  de  Verzameling  van  den  Heer  s t r ic k e r . 
 De  Nos  12—14,  en  de  enkele  op  Pl.  XXVIII,  zijn  drie te Utrecht geslagene  
 denarien  en  één  dito  obool.  Het  kruis  op  de  kz.  wijkt  geheel  af van  dat  op  de  
 te Deventer  vervaardigde  muntstukjes ;  het  eindigt  thans  als  in  drie  leliebladen ;  
 rondom  den  parelrand,  die  het kruis omgeeft,  leest  men meer of minder duidelijk :  
 ►I«  WBTSISßWVM. 
 N°  12  weegt  doorgaans  0,6  w.,  althans  twee  exemplaren  in  het Koninklijk  
 Kabinet,  één  dito  in  dat  der  Leidsche  Hoogeschool,  verder  in  dat  van  het  
 Noord-Brabandsch  Genootschap,  van  de  Heeren  d e   w i js  ,  de  voogt ,  mdnnicks  
 van  o d e ee e ,  NOOT,  MACARé,  BEEDAERTS,  de  r o h e   en  Schrijver  dezes.  Het  
 exemplaar  van  den  Heer  st r ic k e r   weegt  0,5  w.  en  dat  in  het  Kabinet  van  
 wijlen  den  Heer  k e e r   0,485  w. 
 N°  13,  een  obool,  werd  door  ons  ontleend  aan  de  Verzameling  van  den Heer  
 mdnnicks  van  CDEEFE,  en  weegt  0,3  w. 
 N°  14  weegt  0,65  w.  en  is  door  ons  aangetroffen  in  het  Koninklijk  Kabinet,  
 alsmede  bij  Mr.  w.  b ,( cost  jo r d e n s . 
 De  op  Pl.  XXVIII  afgebeelde  berust  bij  den  Heer  st r ic k e r   en weegt  0,6  w. 
 Toen  Bisschop  Hendrik  van  Vianden  in  of  omstreeks  1267  het  tijdelijke  met  
 het  eeuwige  verwisseld  had,  werd  ja n   van  Nassau,  gewoonlijk  genaamd  de  
 Eenvaudige,  tot  zijnen  opvolger  gekozen.  Niet  lang  nadat  hij  zijne  waardigheid  
 had  aanvaard,  altijd  nog  onder  den  titel  van  Elect,  d.  i.  gekozen  Bisschop,  tot  
 dat  hij  de  Pauselijke  goedkeuring  uit  Rome  zoude  ontvangen  hebben,  die  hem  
 echter  nooit  is  geworden  (waarschijnlijk  naardien  men  den  Paus  onderrigt  had,  
 dat  hij  niet  berekend  was  voor  den  zwaren  last,  dien  zijne  schouders  zouden  
 moeten  torschen),  leed  het  Nedersticht  overlast  van  eenen  opstand  der  Kenne-  
 mers  en Westfriezen,  die  zieh  verzetteden  tegen de Edelen, misschien wel wegens  
 de  voogdijschap  van  den  jongen  Floris V.  Zij  dreigden  die  Edelen  uit  het land  
 te  verjagen,  hunne  Sloten  te  vernielen  en  de  klem  der  regering  in  handen  van  
 den  opkomenden  derden  Stand  te  brengen.  De  adelijke  Sloten  in  Kennemer-  
 land  leden  den  eersten  aanstoot;  vele  werden  ten  gronde  toe  verwoest.  Daarna  
 trok  men  Amstelland  binnen.  Gijsbrecht  van  Amstel  stelde  zieh  op het  verzoek