
 
        
         
		Item  Herrn,  v. Ravenswaey  heeft  gemaect  10  stempelen, daer Will. Bonert  dat gelt mede  
 geteykent  heeft  v.  d.  stadt  wegen,  daeraen  verdient dat  stuk  5  stuv. —-  It.  des  woensd.  
 na  S.  Lncasdach  heeft  die  raet  sommige  penningen  ofgeset,  daer  die  stadt  aen  verliezen  
 most, want opten  selven  dach  brochten  die  cysmeysters  hoer weeckgelt,  ende die stadt heeft  
 verloren  àen  halfblancgen,  corte  cruysgens,  halfswaentgens  ende  knapkoeken  (1)  tesamen  
 12  gl.  6  st.  6  wit. 
 In  m a t t h a e u s   de  Nobilitate  vinden  w ij  op  b l .   281: 
 Ex  actis  ann.  1523,  des  Donredachs  na  S*Heyligen  Cruysdach  inventio. 
 Want Willem Bonert  zekere  dnytgens  op  zyns  selfs  hant  gemnnt heeft buy ten oirlof ende  
 consent  van  den Raide,  ende  oick  nadat  die Kerckmeysters  van  de  Buyrkerck,  die consent  
 van  den Raide,  om  deutkens  te mögen  munten,  hadden,  hoer  y sers  na hen  genomen  heb-  
 ben  gehadt,  gemunt  heeft,  waervan  veel  deutkens aensiender  oogen  veeï  lichter syn  dan  
 enen  engels,  &c. 
 Item  des  Donredachs  na  Laurentii. 
 Die Rait  heeft  doen  gebieden, datmen  geen  duytkens meer doppen (2) noch munten en sei  
 achter  ons  Hoech  Yrou  naestkomende,  ter  tyt  toe  die  Rait  breder  consent  dair  af  ge-  
 ven  seil. 
 Des Woensdachs  na  Bertelmei. 
 Aernt Wemertsen  ende Aryaen  Peterssen  van Delft, als Muntmeysters  van den deutgens,  
 hebben  die  munt-ysers  opter  Stat  kisten  gelevert  ende  gebrocht,  ende  die  Rait  heeft  hoir  
 van  hoir  officie  verlaten. 
 Op  bet  jaar  1526  wordt  gevonden: 
 Item,  alsoe  inden  jare  XXVI  licht  gelt ginc,  alsoe  die  snaphanen  voor  7  stuv.  Holl.,  
 een  zweertgen  voor  15  witgens,  ende  alle  ander  gelt  na  ad venant,  welc  gelt  des  Donred.  
 na  de  heil,  paesdag,  anno XXVII  ofgeset worde,  te weten  die snaphanen  op  6  stuv.,  ende  
 die  sweertgens  op  12  witgens,  etc.  (8). 
 (1)  Wij  k önnen  m e t  geene  mogelijkheid  aanwijzen  welke  mn n ten   bedoeld  worden  door  de   half  llanegen  en  corte  
 cruysgens;  de  halfswaentgens  zijn  waarschijnlijk  Kleefsche  m n n te n ,  op  sommige  van  welke  eene  zwaan  gevonden  
 w o rd t;  te n   zij  de  benaming  zwaan  verkeerdelijk  op  de  a f  beelding  van  eenig ande r  dier toegepa st z ij;  TtnapTtoeTcen was  
 de  n a am ,  dien men  a an   halve goudguldens  ga f.  Wij  beeldden  z e   in  vroegere Deelen a f  v an Nijmegen en v an Groningen. 
 (2)  S eh ijn t  te   beteekenen:  door  indompeling  in   e enig  mengsel  t e   kle a ren. 
 (3)  D e   snaphanen  waren  Geldersche  mn n ten   van  H e rto g   Ka re l  van  E gm o n d ;  zie  z e   afgebeeld  op  P l.  X V I I I   
 onzer  Munten  der  Graven  en  Hertogen  van  Gelderland,   en  over  den  naamsoorsprong  gehandeld  bl.  153  onzer  
 Munten  der  Heeren  en  Steden  van  Gelderland.  Sweertgens  zijn  Saksische  grosschen  —   op  welker  voorzijde  twee  
 g ekm is te   zwaarden  voorkomen —   n it  h e t  e erste  vie rde   deel  de r  16de  eeuw. 
 (  311  ) 
 En  op  het  jaar  1538: 
 Item  Com. Aertz.  anno XXXVIH  geschikt  geweest totten muntmeester van Antwerpen,  
 omme  aldaer  van  hem  te  ontfangen  en  te  halen  die  doytgens,  die  hem  van  deser  stadt wegen  
 bevolen  waren  te  doen  munten,  soe  is  *t,  dat  hy  van  oncosten  vande  yseren  vande.  
 munt  ende  andere  verleyt  ende verscoten  heeft,  als  nabescreven:  Inden  yersten  vande  yseren, 
   die  de  muntmr  doen  maken  hadde,  omme  die doytgens daermede  te munten,  6 L; 
 noch  56  pont  doytgen  te  munten, ’t  pont  2  sc.;  noch  voor  een  tonnetgen,  omme die 
 doytgens  inne.te  beslaghen, 8  sc.  6  p.;  noch  van se  te  brengen tot Antwerpen  1  sc, 6 d.; 
 noch  van  sciphuer  van  Antwerpen  tot  Gorcum,  van  Gorcum  tot  Viane  ende  yoort tot 
 Utrecht,  ts.  n   sc.  ende  noch  van  vacatien  2  L  10  sc. 
 Op  het  jaar  1542  lezen  wij: 
 Dese  kameraer  (1) wtgereict  25  L  4Vg  p.  wt  sake nabescreven:  Inden  yersten  de  muntmeester  
 van  Dortrecht,  voor  *t  cueper,  dat  hy  vermunt  heeft,  doòr begeerte  vande regier-  
 ders  ende raet  van  dese stadt,  anno XXXVII,  pond  gr.  Vlaems  aen wytgens  de  som  van  
 22  L" 10  sc.  van  40  gr.  *t  pont,  alsoe  de  voorsz. muntmr  die wytgens  of doytgens  niet  
 munten  en  woude,  of men  moest  syn  cuëper  buy ten  of  betalen,  etc. 
 En  verder  op  dat  zelfde  jaar : 
 Item  Ja.  van  Beusichem,  yerste  cameraer,  betaelt,  etc. —  ende van  den  Hagegereyst  
 voorts  tot  Dortrecht  ende  aldaer  betaelt  ende  gelost  voor  403  gulden  nye  gemunte  doytgens, 
   ende  is  wederom  gecomen  den  yersten  Julij,  etc.  Betaelt  den muntmeyster  van  ’t  
 cueper  vande  doytgens,  etc. 
 Na  alle  deze  stukken  tijdrekenkundig  te  hebben, medegedeeld,  blijft  ons  al«  
 leen  nog  over  de  door  ons  op  de  Platen XXV,  XXVI  en  de  Supplementplaat  
 XXXI  afgebeelde  stedelijke Utreehtsche  munten  te  beschrijven,  waaronder  dan  
 schuilen  de  doytgens  of deutkens,  muters, witgens,  Brabantsche,  heele en halve  
 Hollantsche,  later  de oertgens,  enz.  Waarschijnlijk  zijn  aile  deze munten aanvan-  
 kelijk  in  de  Bisschoppelijke  Munt  geslagen  ten  tijde  dat  er  groot  gebrek  aan  
 klein  numerair  was,  en  gaf  het  aanwezen  van  munthuizen,  zoowel  te Utrecht  
 als  te  Deventer  en  te  Groningen,  in  troebele  tijden  aanleiding  tot  het  stilzwij- 
 (1)  Deze  ambtenaar  d ra ag t  in   ande re   s teden  den  naam  v an  Secretaris.  De   t ite l  v an  Kameraar  is   nog  zoo  lan g   
 n ie t  geleden  e e rst  afgeschafb  geworden.