
 
        
         
		Bisdom  te  begeven,  iets  Wat  in  die  dagen  zoo  dringend  nöodzakelijk  was,  zulks  
 van  de eene week tot  de andere te'Üebben  uitgesteld,  zoodat hij, diereeds in April  
 1528 gekozen was, eerst ih.iS'eptember diens jaars zieh te Utrecht liet huldigen.  Hij  
 bekraehtigde,  naar  gewoonte,  de  aloude  voorregten  der  verschillende  deelen  van  
 het  Bisdom,  en  in  het  bijzonder  der  stad  Utrecht,  en  beloofde  zieh  als  een  
 Vader  des  Vaderlafeds -te* betionen,  de  vljanden  ‘van  het  Sticht  als  de  zijnen  te  
 beschouwen,  en  zoo' veel  in  hem  was  te  zullen  trachten  om  zieh  in  het  bezit  
 der  verlorene  sterkten f en  .goederen  te  hersteilen;  ook  om  de  bezittingen  der  
 Geestelijkheid  zööwelte  beschermen  als  te  vermeerderen. 
 Om  echter  het  Oversticht,  dat-sedert Wenigen  tijd  door  Karel  van  Egmond,;  
 Hertog van Gelre,  bezet was;  te feinneri!i81o's's'en*ji waren  niet minder  dan  50,000  
 goudguldens  noodig.  Kwamen  deze  niet ,  dan  behield  de  Hertog  h^t  door  hein  
 bezetfe.-  Deze  spin  werd  dan  door  de'Btaten  van  het  Nedersticht  aan  den  Bis-  
 schop  beloofd,  indien  hij  vooraf  Karel  vah  Egmond  tot  het  sluiten  van  einen  
 vasten  vrede  kbnde  overhalen,  iets  waartoe  deze  thans  des te meer gpnegen was-,1  
 daar  inmiddels  de  drie  voornaamste  stedeni  van  Overijssel,  Deventer,  Zwolle  Pa  
 Kämpen-, fpnde’rling  een  verbond  gesloten  höbbende  (dewijl  zij  de.kwäde  behan-1  
 deling  van  den  Gelderschman  moede  waren  geworden),  zieh  reeds  aan  zijne' ge-  
 hoorzaamheid  hadden  onttrokken  (lj.-  Hij  drong  echter bij  den Bisschop, Wilde  
 deze  de  overige  bezette  deelen  van  Overijssel  (2)  terugbekomen,  ten  zeerste  op  
 de  uitbetaling  der  50,000  goudguldens  aan. 
 De  meeste  leden  vadhet  Nedersticht,'  doch  vooraU de  Stad  Utrecht Izefve!--  
 bleven  echter in  gebreke  om  hun  aandeel  in  bovengemelde  aanzienlijke  bom1 bij-  
 een  te  brengen.  In  Utrecht  gaf.de'zaak  aanleiding  tot  een  belangrijk'oproerj 
 Terwijl  deze  zaken  hangende  waren  en  de  Geestelijkheid,  de  Kloosters  en  de  
 Bidderschap  te  'vergeefs  werden  aangezocht  om  de  noodige  penningen  bijeen, te 
 (1)  Hier  kwam  in  1525  bij,  d'at Karel  Y  den  voornaamsten  bondgenoot  van  den  Gel-  
 derschman,  Erans I ,  ijoning van  krankrijk,  in  den  slag  van  Pavia  verslagen  en  gevangen  
 genomen  bad. 
 (2)  Yan  Groningen  en  Koeverden  was  geene  sprake,  die  bleven  van  het  Oppersticht  
 afgezonderd. 
 brengen,  daar  zij,  geheel  tegen  den  opkomenden  geest  der  eeuw,  alle  lasten  
 alleen  op  de  schouders  van  het  volk  wilden  laten  drukken,  begaf de  Bisschop  
 zieh  voor  eenen  geruimen  tijd  naar  Duitschland  en  liet  daardoor  de  zaken  steeds  
 in wanorde,  iets waardoor hij,  terugkeerende,  de handen  even zeer vol werks  had ,  
 als  vroeger;  hetgeen  hem  dan  ook  aanleiding  gaf om in het volgende jaar, en zulks  
 wel  zonder iemands voorkennis,  eene  tweede reis naar  Duitschland te ondernemen.  
 Zijn  verblijf  van  zes  maanden  aldaar  gaf aanleiding,  dat  zeer  velen  te Utrecht  
 van  hem  afkeerig  werden  en  men  zieh  meer  en  meer  tot  Karel  van  Egmond  
 geneigd  geVoelde. 
 Maar  in  dezen  tweespalt ’ zag  Karel  van  Oostenrijk  zijne  kans,  om  zieh  van  
 de  wereldlijke  magt  in  het’  Bisdom meester-te  maken,  al  schooner  en  schooner  
 warden.  In.  schijn  van  den  Bisschop  bij  te  staan,  rukten  zijne  krijgsknechten  
 overaDin khet  Bisdom  binnen.  Doch  het  kostte  Karel  veel moeite  om  de  ge-  
 moederen  voor  zieh  te  winnen,  aangezien  men  den  wrangen  nasmaak  der  Bour-  
 gondische  heerschappij  nog  gevoelde ,  en  zieh  liever  tijdelijk  aan  den  Gelderschman  
 wilde  onderwerpen.  Doch  bezien  wij  de  Utrechtsche  zaken  een  weinig  
 meer ¡in  het  bijzonder.  ' 
 In  1527  kwam  de  Bisschop  met  een  aantal  krijgsknechten  van  Wijk  bij  
 Duurstede  naar  Utrecht  getogen,  om  deze  zijne  hoofdstad,  waaruit  men  hem  
 geweerd  had,  met  geweld weder  te  bezetten;  doch  de  burgerij  wilde  wel  hem,  
 maar  geene  gewapende  benden  toelaten,  zoodat  de  Bisschop  de  wijk  naar  Oost-  
 broek  nam,  waar  hij  den  volgenden  dag  een  bezoek  van  den  Burgemeester  van  
 Nijevelt  ontving,  doch  terwijl  men  aan  het  onderhandelen  was,  had  het Gel-  
 derschgezinde  deel  der  burgerij  in  stilte  eene  aanzienlijke  bende  krijgslieden  van  
 Hertog  Karel  van  Egmond  binnengelaten.  Hendrik  van  Beijeren,  hierdoor zieh  
 de  kans  om  de  stad  te  vermeesteren  ontwrongen  ziende,  wierp  te Vreeswijk  een  
 blökhuis  op,  en  sloeg  zieh  aldaar,  even  als  te Abkoude  en  elders  aan  de Vecht,  
 neder  om  den  Utrechtenaars  den  toevoer  van  het  benoodigde  uit  Holland,  zoo  
 veel  slechts  mogelijk,  af  te  snijden. 
 Deze  laatste  zonden  inmiddels,  even  als  Hertog Karel,  brieven  aan  ’s Keizers  
 Raden  te  ’s Hage,  waarin  zij  te  kennen  gaven,  dat  zij  geene  vijandelijke  bedoe-  
 lingen tegen Holland in den  zin hadden.  In  den  tusschentijd  was  een aanzienlijk