
 
        
         
		doch  bestuurde  het  Biadom  gedurende  12  jaren  zoo,  dat  hij  bij  zijnen  dood,  
 waarvan  men  het  juiste  jaartai  niet  kan  opgeven,  zeer  betreurd  werd. 
 Had  de  Utrechtsche  kerk onder  zijnen  voorganger  van  den  Gelderschen  Edelman  
 Umbalach  eenige,  omtrent  Arnhem  gelegene,  goederen  ten  gesehenke  ont-  
 vangen,  zoo  verkreeg  hij,  tijdens  bet  bestuur  van  zijnen  broeder,  ook  verschei-  
 dene  goederen  op  de  Veluwe. 
 Eggihard  werd,  na Alfrik,  tot  Bisschop  verkozen;  doch  ’t  zij  dat  hij  in  zijne  
 waardigheid  niet  bevestiffd  is  geworden ,  of  wel  dat  hij  ze  niet  lang  bekleed  
 heeft  (de  verwoestingen  der  Noormannen  hebben  zoo  vele  aanteekeningen  voor  
 immer  verloren  doen  gaan),  b e k a   heeft  hem  niet  onder;  de  Utrechtsche  Bisschoppen  
 geplaatst.  Men  weet  niets  van  zijnen  persoon  of  zijne  bedrijven,  en  
 kent  hem  slechts  uit  eenen  giftbrief  van  Keizer  Lotharius,  waarbij  alle  ingeze-  
 tenen  der  plaatsen  aan  de  Utrechtsche  kerk  behoorènde  alleen  aan  het  regts-  
 gebied  van  -Bisschop  Eggihard  en  zijne  opvolgers  onderworpen  verklaard  
 worden  (1). 
 Het  zij  dan  na  Eggihard  of  wel  na  Alfrik  beklom  Ludger,  mede  een  Eries  
 van  afkomst,  den  Bisschoppelijken  zetel  (2 ),  doch,  volgens  h e d a ,   bekleedde  
 hij  dien  slechts  één  jaar.  Gedurende  zijn  bestuur,  en  wel  in  8 5 0 ,  werd  even-  
 wel  de  Utrechtsche  kerk  door  Zekeren  Edelman,  met  name  Balderik,  weder met  
 de  gift  van  eenige  goederen  verrijkt. 
 Ludger  Werd  andermaal  door  een  Fries,  met  name  Hunger,  als Bisschop  op-  
 gevolgd.  Na  den  dood  van  Karel  den  Grooten  hadden  er  onophoudelijk  al hevi-  
 ger  en  heviger  invallen  der woeste Noormannen  in  deze  landen  plaats.  Het waren  
 meest  Deenen,  die  zieh  eindelijk  zoo  gèducht  maakten,  dat  Keizer  Lodewijk  
 zieh wel  genoodzaakt  zag,  om  aan  Heriold,  een  hunner  Köningen,  dien  hij  had  
 overgehaald  om  het  ■Christengeloof  aan  te  nemen,  ten  jare  826  het  gebied  te  
 geven  over  het  bloeijende Duurstede  met het  landschap,  waarin  die  stad gelegen 
 (1)  Heda  t.  a.  p.  bl.  52. 
 (2)  B o t a a r d s   heeft,  onzes  beduniens,  in  het'meermalen  aangehaalde  werk  ten  duide-  
 lijkste  aangetoond,  dat  er  in  de  9«  eeuw,  niet  zeer  lang  na  elkander,  twee  verschillende  
 Ludger’s  geweest  zijn. 
 was.  Heriold’s  landgenooten,  over  zijnen  afval  van  het  Heidenscho  geloof  verbitterd, 
   deden  onophoudelijk  aanvallen  in  zijn  gebied,  zoodät  Duurstede,  toen-  
 maals  de  aanzienlijkste  koopstad  van  geheel  noordelijk  Nederland,  drie  of vier  
 malen  (er  heersoht  vei;warring  in  de  jaartallen  bij  de  Kronijkschrijvers)  door  de  
 Noormannen  overvallen,  leeggeplunderd  en  verbrand  werd  (1).  De  woeste  
 roovers  voeren  gemeenlijk  den  Hijn  bij  Katwijk  binnen,  en  togen  voprts  längs  
 Leiden  (2)  door  Utrecht  naar  Duurstede, 
 Wij;  vinden  vermeld,  dat  zulk  een  togt  plaats  had  ten  jare  857,  tijdens  het  
 bestuur  van  Hunger,  en  dat  deze  daardoor  genoodzaakt  werd  om  met  een  deel  
 zijner  Kanunniken  de  vlugt  te   nemen  en  wel  naar  het  Hof  van  Keizer  Lotharius  
 ,  die  aan  hem  en  de  zijnen  het  klooater  Odilienberg  bij  Roermond  tot  
 eene  verblijfplaats  afstond.  In  den  giftbrief  leest  men,  dat  de  St. Maartens-  
 kerk  te  Utrecht  bijna  geheel  verwoest  was:,  terwijl  de  Kanunniken  gedeeltelijk  
 omgebragt,  gedeeltelijk  wijd  en  zijd  verstrooid  wären  (3). 
 Men  wil  dat  Bisschop  Hunger,  als  hailing,  ten  jare  8 6 6 ,  althans  omstreeks  
 dien  tijd ,  overleden  is ,  terwijl  het  hem  door  de  Noormannen  belet  werd  in  zijn  
 Bisdom  terug  te  keeren.  Uit  den  giftbrief,  waarbij  Koning  Lodewijk,  jüngste  
 zoon  van  Keizer  Lodewijk  den  Yroomen,  het  Bisdom  Utrecht  in  alle  deszell's  
 hezittingen  bevestigde,  blijkt  h e t,  dat  dit  Bisdom  nog  onder  de  thans  zoo  weinig  
 vermögende  hescherming  der  Fränkische  Köningen  stond  (4). 
 Na  Hunger  bezette  Odilbald,  mede  een  Fries,  gedurende  2 3 ,  volgeng  anderen, 
  meer waarschijnlijk,  gedurende  83  jaren,  den  Bisschoppelijken  zetel,  Nadat  
 de  Noorman  Godfried,  die  eenig  gebied  in  deze  landen  voerde ,  omgebragt,  en  
 de  zijnen  door  de  Friezen  uit  Teisterband,  aangevoerd  door  hunnen  Graaf Ge-  
 rolf,  verslagen  waren,  werd  Odilbald  in  het  meer  gerust  bezit  van  zijn  Bisdom  
 hersteld. 
 (1)  Zie  over  de  lotgevallen  van  Wij'k  bij  Duurstede  de  vetbandeling  van  s.  H.  van  dek  
 noordaa  in  ons  Tijdschrift  voor  Alg.  Munt-  en  Penning hunde. 
 (2)  Misschien  is  in  die  dagen  door  de  landzaten,  ter  verdediging  van  Leithrn  (sic),  de  
 Burg  aan  den  zamenloop  van  den  ouden  en  nieuwen  Bijn,  op  de  fundamenten  van  een  ond  
 Bomeinsch  castrutn  opgetrokken. 
 (8)  Heda,  bl.  57.  (4)  Heda,  bl.  55. 
 2 *