N° 59 weegt in het Penningkabinet der Leidsche Hoogeschool 2,3 w. en bij
den Heer s t r i c k e r 1,95 w.
N° 60 woog bij wijlen den Heer k e e r 2,44 w., zoo ook bij den Heer
s t r i c k e r , en 2,85 w. in de Verzameling van Schrijver dezes.
N° 61, de halve van N° 59 en 60, heeft slechts een gering verschil in de
omsohriften, vergeleken met N° 58.
Wij vonden de munt, wegende 1,6 w., bij de Heeren v a n c l e e e f , s t r i c k e r ,
sA N T e s en Schrijver dezes.
Als laatste geven wij onder N° 62 een merkwaardig Duitsch namaaksel eener
munt van David van Bourgondie.
Op de vz. ziet men eene nabootsing van den Heiligen Maarten en het wapen-
schild des Bisdoms. Het omschrift luidt:
STsnomvs * ipqeshwis.
Deze was de Beschermheilige, onder anderen van Wurzburg.
Op de kz. ziet men het Bourgondische wapenschild, even als op N° 56—61.
Het omschrift is:►
p, Monsros * n o v s * sii * BsxiSDiGm
hetgeen blijkbaar eene vergissing is.
Wij o n t l e e n e n d e z e m u n t a a n g r o t e ’s Blätter fü r Münzkunde, PL XVII,
N° 372.
Thans schiet ons nog over de twee muntsoorten, eene gouden en eene zilveren,
te beschrijven, die gedurende het kortstondig, naauwelijks tweejarig, bestuur
van Engelbert van Kleef, broeder van Hertog Jan van Kleef, te Utrecht of elders
geslagen zijn, toen deze negentienjarige jongeling, door den op Bisschop
David te regt verstoorde Utrechtenaars, op den Bisschoppelijken zetel was ver-
heven, en dus tusschen de jaren 1481 en 1483. Het bestek van dit werk laat
niet toe om uitvoerig alle de binnen het Sticht van Utrecht door Engelbert van
Kleef uitgevoerde zaken te vermelden, ln ons verslag des bestuurs van David
van Bourgondie hebben wij het voomaamste aangevoerd, en meenen dus thans
maar dadelijk tot zijne munten te kunnen overgaan. Deze zijn uiterst schaars,
iets wat trouwens niet te verwonderen is, aangezien er eerstens waafschijnlijk
slechts zeer weinige exemplaren zullen geslagen zijn, en anderdeels die weinige
later door David van Bourgondie en zijne opvolgers op den Bisschoppelijken
zetel zullen vernietigd geworden zijn.
De goudgulden N° 1 heeft op de vz. de afbeelding van den Heiligen Marti-
nus, met het gedeelde wapenschild van Bisschop Engelbert voor zieh. Dat
wapenschild is gedeeld Kleef en Mark. Het randschrift luidt als op de vroeger
doof ons beschrevene Rijnsche of goudguldens:
SKßCCmVS * MKRWm ° S P S ' °
Op de kz. rust het zaamgestelde wapenschild van Kleef-Mark op een gevoet
kruis; in 1 en 4 ziet men Kleef; in 2 en 3 Mark, doch in dit laatste schild
vertoont zieh een barensteel. Omschrift:
SRO' * 120 | V25 * KV | R S * WRK | ISGCIUD.
Woog 2,6 w. bij wijlen den Heer k e e r en bevond zieh ook bij Prof. s e r r u r e .
N" 2,- een dubbele stuiver, naar het schijnt, heeft geheel de type der Kleef-
sche munten, bijzonder van die van Hertog Jan.
Op de vz. ziet men de schuins naar elkander gekeerde wapenschilden van
Kleef-Mark (in het laatste weder de barensteel), gedekt door den gekroonden
wilden ossenkop met lambrekijnen, die als helmteeken dient. Het omschrift luidt:
SHGSLBSRIU' * D S * GIiIVIS * Z * D S * MKRijK.
Op de kz. bevindt zieh een gevoet, versierd kruis, met een dusgenaamd Gel-
derseh kruis in het hart en vier leben tusschen de beenen. Omschrift:
fßOR' * 110 | V25 * WRK | ISGTCSH | MHMMI.
Het exemplaar bij den Heer v a n c e e e f f , van zeer siecht allooi, weegt 3,2
w.; dat bij den Heer s t r i c k e r , van beter gehalte, weegt 3,15 w. Het exemplaar
van Professor l a musste weegt 3,03 w.
Na den dood van Bissehop David van Bourgondie, gedurende wiens laatste
levensjaren het Utrechtsche Bisdom zieh weder eenigzins verhaald had van de
tallooze rampen, die het gedurende zoo vele jaren van ’s mans woelig leven ge-
teisterd hadden, meende men door de keuze van Prederik van Baden, Kanunnik
te Keulen, weder op den goeden weg voort te zullen gaan. Men bedroog zieh;
de twintigjarige regering van den nieuwen Bisschop heeft het bewijs opgeleverd,