Zwentibold, Koning van Lotharingen, ontsloeg, ten jare 890, de onderda-
nen der Utrechtsche kerk van de betaling der tollen, die, ten behoeve van de
Vorstelijke schatkist, te Tie! en Deventer geheven werden, terwijl hij tevens de
overige, vroeger verleende, voorregten dier kerk bevëstigde. Bij h e d a , bl. 64
komt eene lijst' voor van de goederen en vrijheden der Utrechtsche kerk, naar
hij meent, ten tijde van Bisschop Odilbald opgemaakt, waaruit men. kan op-
maken, hoezeer zij, door de vrijgevigheid van Vorsten en Edelen, in den tijd
van twee eeuwen, in rijkdom en aanzien gestegen was. Eene meer kritische
beschouWing van die lijst of Gommemoratio, waarvan nog twee teksten bestaan
heeft Mr l . p h . c . van d en b e r g h tot het gevoelen doen overhellen, dat men
het stuk tot omstreeks het jaar 960 moet brengen (1).
Nadat Odilbald omstreeks 900 gestorven ,was, volgde hem de Fries Egilbold
op. B ed a zegt, dat hij slechts een half jaar zijne waardigheid bekleed heeft,
doch anderen en hieruit blijkt alweder hoe onzeker onze oudste geschiedenis
is — dat hij twee jaren na zijne verhefflng heeft geleefd. Belangrijk is het
ons geboekte voorVal uit zijnen tijd , dat op zijn verzoek Koning Zwentibold
zekere slavin der St. Maartenskerk heeft vrijverklaard; iets, waarbij eene merk-
waardige plegtigheid plaats had (2).
Na Egilbold werd Radboud, wiens overgrootvader van moederszijde de Frie-
sche Koning Radbod geweest was, Bisschop van Utrecht. Hij was de eerste,
d ie ,'döor de aanhoudende invallen der Noormannen daartoe genoodzaakt, zijnen
z e te l'naar het Oversticht, en wel naar Deventer, overbragt, welke stad reeds
ten jare 890 door Koning Zwentibold aan zijnen voorganger, Bisschop Odilbald,
geschonken Was geworden: Na'daar eenigen tijd (men zegt li ja r e n ) vertoefd
te hebben, terwijl de Noormannen hem den terugkeer naar Utrecht beletteden ,
deed hij hen in den b an , waardoor de bewoners van Utrecht tegen hunne overheer-
schers opstonden, en deze, na eenen bloedigen strijd, ter stad uitdreven. Radboud
overleefde echter deze voor hem zoo heugelijke gebeurtenis niet lang. : Hij nam
(1) Zie het een en ander, benevens eene nieuwe verbeterde nitgave der Commemoratio, in
’s mans Handboek der MiddelrNederlandsche Geographie, Leiden 1852 bl 270 282
(2) Zie het een en ander nitvoerig bij h e d a , bl. 70.
de hoofdstad zijns Bisdoms niet weder in bezit, maar overleed te Ootmarsum
op den 29 November 917; drie jaren te voren had Koning Koenraad het Bisdom
in al deszelfs vrijheden en bezittingen bevestigd (1). Het was in deze
eeuw, dat de Bisschoppen, al meer en meer het geheel geestelijke hunner be-
trekking uit het oog verliezende en de aan de kerk gegevene goederen als een
wereldlijk Vorstendom aanmerkende , zieh als Souvereinen dier landschappen
gedroegen, en oorlogen begonnen te voeren. Zoo ging het ook meer en meer
te Utrecht.
Na Radboud beklom een bloedverwant der Graven van Kleeif, met name
Balderik (2) , den Bisschoppelijken zetel. Hij was de eerste onder de Utrechtsche
Bisschoppen, van wien gemeld wordt, dat hij de wapenen voerde om het
Sticht van de stroopende Noormannen te zuiveren. Het gelukte hem de Sint
Maartens- en Sint Salvatorskerken te Utrecht, welke de Noormannen verwoest
hadden, weder te herstellen. Ten einde in het vervolg meer weerbaar te zijn,
voorzag hij zijne stad vah muren, poorten en torens. Daarna ontweldigde hij
den vijand de landen en andere bezittingen, die aan het Bisdom waren ont-
nomen. Hij vermeldt zulks zelf in een Charter van 934, te lezen bij h e d a ,
bl. 7 5 , en bij van m x e r is , I , 34.
Balderik wist door zijn aanzien aan het Keizerlijk Hof te verkrijgen, dat de
bezittingen zijner Kerk döor onderscheidene achtereenvolgende Keizers vermeer-
derd werden. Eindelijk gaf ook Keizer Otto I hem ten jare 937 de voordeelen
der (op, te rigten?) Keizerlijke Munt (3) binnen Utrecht, want het wereldlijk
gezag des Keizers gold, bij opvolging van de Fränkische Köningen, tijdens deze
gift der Munt nog ten volle in de muntzaken. Het was eene voorname bron
van inkomsten, waäraan vele voordeelen verbonden waren, uit de winst op de
( 1 ) H e d a , bl. 72.
(2) Hij was tijdens zijne verheffing Graaf van Goor en Twenthe. Zie over hem en ziin
voorganger Radboud ook onze Munien Dan Overijssel, bl. 33, 34.
VV3)M Ie*der f aniische ■Koaing™ binnen Utrecht was vroegjr aan verschillende aanzien-
hjke Muntmeesters verpacht geworden; wij hopen deze munten later mede te deelen in
onze Munten der Fränkische Köningen en Duitsch-Nederlandeche Vorsten.