
 
        
         
		In  Juli]  1521  werd  hij  door  de  stad  Zwolle,  in  spijt  van  Bisschop  Filips,  tot  
 Beschermer  aangenomen.  De  Bisschop,  niet  kunnende  verdragen  dat  de  Gel-  
 derschmau  zieh  in  zijne  Staten  nestelde,  bragt  een  klein  leger  van  hem  door  
 Koning  Karel  verstrekte  Hollandsche  hulptroepen  op  de  been  en  stak  daarmede  
 van  Hoorn  de  Zuiderzee  over  naar  Overijssel;  doch  met  het  een  en  ander was  
 zoo  veel  tijds  verloopen, ,dat Hertog  Karel  middelerwijl  zieh  van  onderseheidene  
 plaatsen  in  het  Oversticht  of Overijssel  meester  had  gemaakt  en  de  Staten  des  
 Lands  in  October  van  het  volgende  jaar  (1522)  toteen  Verdrag  genoodzaakt  
 had,  waarbij  hem  toegestaan  werd  alies  te  behouden,  wat  hij  reeds  in  be-  
 zit  verkregen  had.  Daarenboven  had  men  hem  plegtig  moeten  beloven  om,  
 wanneer  Bisschop  Filips  kwam  te  overlijden,  niemand  als  Bisschop  te  zullen  
 aannemen,  dan  die  zoude  beloven  om  steeds  in  vrede  met  de  Gelderschen  te  
 zullen  leven. 
 Inmiddels  had  Bisschop  Filips  met  de  krijgslieden,  die  hij  uit  Holland  in  
 Overijssel  geworpen  had,  weinig  uitgerigt,  en  alleen  eene  kleine  sterkte  (Korf-  
 huizen  bij  Hasselt)  veroverd.  Met  niet  onaanzienlijk  verlies  moest  hij  het  beleg  
 van  Genemuiden,  dat  hij  ondernomen  had,  opbreken.  In  het  volgende jaar  
 1523  leed  het  Sticht  aanmerkelijke  schade  door  den doorbraak van  den Lekdijk,  
 niet  verre  van  Schalkwijk.  Een  gevolg  daarvan  was,  dat  het  water,  dat  den  
 naam  van  de  Schalkwijksche  Wetering  droeg,  geheel  door  het  zand  verstopt  
 geraakte  en  dat  ook  enkele  landerijen  wel  twee  voet  onder  het  zand  bedol-  
 ven  werden. 
 Omstreeks  dezen, tijd  hadden  de  Gelderschen  een  groot .vaartuig,  Baardse  (1)  
 genoemd,  ten  oorlog toegerust,  en  stroopten  daarmede in  de  Bern  op  de  schepen  
 der  Hollanders  en  Stichtschen,  wier  handel  zij  daardoor  niet  weinig  benadeel-  
 den,  tot  dat  er  ten  jare  1524  in  de  maand  Junij  voor  den  tijd  van  één jaaréen  
 bestand met hen gesloten werd.  Alvorens dit echter tot stand kwam, was Bisschop  
 Filips  van  Bourgondie,  in  60jarigen  ouderdom,  op  den  5  April  reeds  overleden.  
 Hij  werd  te Wijk  bij Duurstede  in  het  graf van  zijnen  broeder,  Bisschop  David  
 van Bourgondie, bijgezet.  Gerardus Geldenhauer,  bijgenaamd Noviomagus of van  
 Nijmegen heeft  een levensberigt  van  Filips  van Bourgondie geschreven, waarin hij 
 (1)  Wij  z o c h t e n   h e t   w o o r d   te  v e rg e e f s   b ij  k il ia a n . 
 hem even  uitbundig prijst,  als de Geschiedschrijver  der  Utrechtsche  Bisschoppen ,  
 de  Kanunnik  Heda,  hem  hevig  laakt.  Misschien  keurde  de  laatste  in  grdote  
 mate  de  denkbeeiden  af,  die  Filips  bezield Hadden  omtrent  eene  hervorming  der  
 Kerk  in  haren  eigen  boezem.  Hoe  het  zij,  die  onpartijdig  over  Filips  v?il  oor-  
 deelen,  moet  niet  alleen  beide  levensbeschrijvingen,  maar  ook  alle  mogelijke  
 andere  bronnen  raadplegen. 
 Zij  die  Filips  prijzen,  zeggen  dat  hij  als  Bisschop,  niet minder dan voorheen,  
 blijken  gaf van  zijne  deugd  en  gioote  schranderbeid,  verdeelende  hij  zijnen  dag  
 in  geestelijke  oefeningen,  de  behandéling  van  staatszaken  en  eenige  uitspannin-  
 gen,  zoodat  hij  geen  tijd  ongebriiikt  verloren  liet  gaan.  Voorts  zeggen  zij,  dat  
 hij  met  grooten  ijver  vele  kerkelijke  plegtigheden  verrigtte,  en  zijne  onderdanen  
 zoo  zeer  beminde ,  dat  gedurende  zijne  regering  nimmer  nieuwe  sehattingen  of  
 belastingen  van  hen  geèischt werden;  terwijl  hij  zulk  een  gelukkig  gemoed had,  
 dat  hij  nooit  wraakgierig,  wreed,  veel  minder  tot  den  krijg  geneigd  was,  dien  
 h ij,  hoewel  vroeger  krijgsman  geweest  zijnde,  integendeel  haatte,  zoodat  hem  
 zelfs  op  ’t   laatst  van  zijn  leven  eene  wroeging  overviel,  dat  hij  niet  liever  zieh  
 tuet Karel  van  Egmond  verzoend  had,  dan  met  dezen  eenen  oorlog te beginnen,  
 waardoor  in  1521  bijkans  geheel  Overijssel  verwoest  en  eerlang  in  de  uiterste  
 eilende  gebragt  werd. 
 Filips liët bij  eene bijzit drie bastaardzonen n a , en vérwekte  eenen  grooten  haat  
 onder  de  geestelijken  over  het  verbeteren  van  sommige  kerkdiensten  (1). 
 Wij  konden  niet  uitvoeriger  bij  de  gebeurtenissen  van  deze  dagen  stilstaan;  
 te  meer,  daar  wij  over  dezen Bisschop, wat  het  Oversticht  betreft,  reeds  han-  
 delden  in  onze  Munten  der  Heeren  en  Steden  van  Overijssel,  bl.  114—124. 
 Wat  de  Ordonnantiën  op  de Munt  betreft,  gedurende  de  regering  van  Filips  
 van  Bourgondie  uitgevaardigd,  deelen  wij  hier  eerst  mede  de  aanstelling  van  
 Frank  Arendsz  van  Papenvelt  tot Muntmeester,  gegeven op  den  22 Maart  1509.  
 Zij  luidt  als  volgt : 
 (1)  Zie  v a n   m i e r i s ,  Bisschoppelijke  Munten  en  Zegels  van  Utrecht,  bl.  285.