
 
        
         
		VAK DE  SEC VE AR IS ATIE  DES  BISDOMS  IK  1328  TOT AAK  
 DE  PACIFIC ATIE  VAK  GEKD  IK  1376. 
 I E R S T E   TIJDVAK. 
 KAREL  V,  1528—1555. 
 Toen  het Nedersticht  of de'tegenwoordige  Provincie  Utrecht  dan  zijn geestelijk-  
 wereldlijk  in  een  zuiver  wereldlijk  bewind veranderd  zag  (1), wendden  de Staten  
 van  Holland  alle  pogingen  aan  om  dat' Nedersticht  met  hun  Gewest  te  doen  
 vereenigen,  zöodat  de  Keizer,  als  Graaf van  Holland,  er "de" bestelling  der  Re-  
 geringsleden  “had,  en  men  van  de  vonnissen,  aldaar  geveld,  een  beroep  zoude  
 hebben  op  den  Raad  of  het  Hof van  Holland.  Zulks  gelukte  echter  den  Holländers  
 niet.  Äangezien  Braband,  niet. minder  dan  Holland,  den  Keizer met  
 geld  gediend  had  in  den  oorlog  tegen  de  Geldersciien,  gelijk  oök  om Utrecht  
 te  bemagtigen,  wisten  de  Brabanders  eene  partij  onder  de  Staten  van  het Land  
 van  Utrecht  over  te  halen  om  te  weeg  te  brengen,  dat  het  wereldlijk  gebied  
 over  de  stad  en  het  gansche  Nedersticht  aan  Keizer Karel V,  als Hertog  van  
 Braband  en  Graaf  van  Holland,  en  niet  als  Graaf van  Holland  alleen,  zoude  
 worden  opgedragen.  Verder  werd  den  Keizer  door  de  Geestelijkheid  de  benoe-  
 ming, der  Bisschoppen  voor  het  vervolg  overgelaten.  Nadat  dit  een  en  ander  in  
 Augustus 1528 plaatshad gehad, kwam de Graaf van Hoogstraten,  Stadhouder van  
 Holland,  in  October  en  November  de  hulde  der  Staten  en  steden  van  Utrecht,  
 uit  naam  des  Keizers,  ontvangen.  Niet  lang  daarna,  te  weten  in  1529,  be-  
 vestigde  Paus  Clemens VIII  de  overdragt  van  het Bisdom aan  den  Keizer.  Deze 
 (1)  Over  den  aard  van  dat  veranderde  bewind  zie men,  onder  anderen,  het  Tijdschrift  
 voor  Gesch.  Oudh.  en  Stat.  van  Utrecht,  1836,  bl.  368—371. 
 laatste  deed,  om  zieh  duurzaam van  de  stad Utrecht te  verzekeren,  op het plein,  
 dat  thans  het  Vreelurg  heet,  een  kasteel  stiehten,  door  hem  Vredenburg  ge-  
 noemd,  tot  aandenken  aan  den  vrede,  die  hij  in  deze  dagen  met  Hertog Karel  
 van  Egmond  sloot. I  Steeds  van  eene  genoegzame  bezetting  voorzien,  hield  
 dit  kasteel  de  burgerij  in  voortdurend  ontzag  voor  zijne  nieuwe  meesters,  
 waarvan  zij  er  gelukkig  slechts  twee,  Karel  V  en  zijnen  zoon  Eilips  I I ,  ge--  
 kend  heeft  (1). 
 Hendrik  van Beijeren,  die  zdowel  het  geestelijk  als  het  wereldlijk  bewind had  
 nedergelegd,  gevoelde,  naar  men  zegt,  berouw  over  zijnen  afstand  en sleet zijne  
 overige  levensdagen  in  stilte. 
 Willem  van  Enkevoort,  een  boezemvriend  van  PausAdriaan VI,  in die dagen  
 Kardinaal  en  te  Rome  vertoevende,  werd  door  Keizer  Karel  tot  Bisschop  van  
 Utrecht  voorgedragen,  welke  voordragt  dadelijk  de  goedkeuring  des  Pausen  ver-  
 wierf.  Hij  kwam  echter  niet  in  zijn  Bisdom,  maar  Jacob. Uiteneng  werd  aan-  
 gesteld  om  des  Bisschops  plaats  te  vervangen.  Zulks  geschiedde  in  1533,-in  
 welk  jaar  men  in  Holland  en  het  Sticht  groote  vrees  koester.de  voor  eene  groote  
 bende  vreemde  krijgslieden,  die,  als  door  eene  onbekende  hand  geleid,  zieh  op  
 de Veluwe  verzamelde,  en  toen  zij  talrijk  genoeg  geworden  was,  ten  lande  uit-  
 trok  naar  Oostfriesland,  daar  zij  Jonker  Balthazar  van  Ezens  tegen  Graaf  
 Enno  diende. 
 In  1534  overleed  Bisschop  Willem  te Rome,  terwijl  er  in  zijne  dagen  weinig  
 bijzonders  in  het'Sticht was  voorgevallen.  Men  bekwam  aldaar  toen een weinig  
 van  de  onrustige  tijden,  die  men  niet  lang  geleden  beleefd  had. 
 Er  verliepen  niet  minder  dan  twee  jaren,  te  weten  het  duurde  tot  in  1536,  
 het  jaar  waarin  Keizer  Karel  (door  den  afstand  van  Karel  van  Egmond)  Heer  
 van  Groningen  werd  (2),  eer  van  Enkevoort  (3)  eenen opvolger op  den Utrecht-  
 schen  Bisschoppelijken  zetel  bekwam  in  George  van  Egmond,  een  zoon  van 
 (1)  Zie  dit  kasteel  afgebeeld  in  het  Tijdschrift  voor  Gesch. Oudh. en Stat. van Utrecht,  
 l e  Jaargang  (1835). 
 (2)  Zie,  onder  anderen,  onze  Mimten  van  Friesland,  Groningen  en  ßrenthe,  bl.  439. 
 (8)  Zie  over  dezen, o.  a.,  k i s t   en  e o i j a z e d s ,   Ärch.  voor  Kerb.  Gesch.,  bl.  119  verv.