dat, al bezat de man vele goede eigenschappen (waaronder de opregte gezind-
heid om het Sticht nuttig te zijn),- hij de geschikte persoon niet was om aan dat
Sticht rust en vrede te verschaffen, terwijl deszelfs onafhankelijkheid van de
wereldlijke magt al dieper en dieper zonk.
Wij zullen de voornaamste gebeurtenissen tusschen 1496, ,het jaar, waarin
de Bisschop aan de regering kwam, tot in 1517, toen hij afstand van die rege-
ring deed, kortelijk vermelden.
Zijne vermaagschapping aan het Huis van Oostenrijk, welke zijne verkiezing
bevorderd had, vervulde de landzaten met zoo veel vreugde, dat hij met alien
mogelijken luister gehuldigd werd.
Dadelijk maakte Frederik er zijn werk van om het Slot van Wijk bij Duur-
stede weder in zijne magt te krijgen; het gelukte hem, door eene aanzienlijke
som gelds te geven aan den Slotbewaarder, den krijgsman Filips van Bourgondie,
een natuurlijken zoon van wijlen Hertog Filips.
Hertog Albrecht' van Saksen, die Friesland genoodzaakt had zieh aan hem te
onderwerpen, wilde ook Groningen, dat een deel van het Oversticht uitmaakte,
dwingen om hem voor zijnen Heer te erkennen. Doch de Groningers bleven
den Utrechtsehen Bisschop getrouw, en weldra werd het stroopende leger van
Hertog Albrecht, dat korten tijd geleden ook roovende in Overijssel gevallen
was, door de Bisschoppelijke benden, vereenigd met eenige hulptroepen van
Karel van Egmond, Hertog van Gelre, die het bevel over het gezamenlijke leger
voerde (iets, waardoor de eene bekwame veldheer tegenover den anderen stond),
naar Friesland teruggedreven.
Naauwelijks was dit gevaar afgewend of de Hertog van Kleef zette in 1499
gewapenderhand kracht bij aan zijne eischen tot teruggave van vroeger, tijdens
de verkiezing van Bisschop Engelbert van Kleef, voorgeschotene gelden, maakte
zieh zonder veel moeite meester van Rhenen, en sloeg zelfs bijna het beleg voor
Utrecht. De Bisschop kocht echter deze zelfde huurlingen van den Kleefschen
Hertog, die hem zoo in het naauw bragten, om, voerde ze in Kleefsland, en
verwoestte dat te vuur en te zwaard, terwijl hij het stadje Gennep innam.
Hierop legde de Hertog van Kleef het hoofd in den schoot.
Gedurende den twist tusschen Filips den Schoonen, thans Heer van de meeste
Gewesten der Nederlanden, en Hertog Karel van Gelder, over het bezit van
het kasteel van Oijen ontstaan, werd dit Slot ter bewaring toevertrouwd aan
Bisschop Frederik, die het zieh echter bij verrassing door den Heer van Zeven-
bergen liet ontnemen. Deze ging dadelijk over tot het siechten der veste.
Ten gevolge hiervan ontstond er een hevig geschil tusschen den Bisschop en
den Gelderschen Hertog, dat eindelijk door bemiddeling der regering van Utrecht
beslecht werd.
De onlusten in de noordelijkste deelen van Nederland, tot welke de Saksische
regering over Friesland aanleiding gegeven had, hielden verscheidene jaren aan.
De Groningers waren de rijke maagd, naar welker hand twee vrijers,! Hertog
Aalbrecht van Saksen en Graaf Enno van Oostfriesland, dongen, terwijl haar
voogd, de Bisschop van Utrecht, niet in Staat was, haar, volgens haren wil, m
den ongehuwden Staat te doen voortleven; doch verlaten wij de beeldspraak.
De Groningers hadden ten jare 1501, kort na het sluiten van een bestand,
het beleg geslagen voor Appingedam, eene stad, die steeds haren handel bena-
deelde. Eerlang moesten zij echter dat beleg opbreken , terwijl Hertog Joris of
George van Saksen, die de regten zijns broeders Hendrik gekocht had, Groningen
was gaan belegeren. Dit beleg duurde meer dan een jaar. De Gronrn-
gers deden aanzoek om hulp bij hunnen ouden Landsheer, den Bisschop van
Utrecht. Yergeefs! deze laatste was zoo laag in aanzien gezonken , dat de Duit-
sche Keizer hem, op verbeurte van zijn wereldlijk gezag, in 1505 had laten
verbieden om zieh met de Groningsche zaken te bemoeijen. De stad werd dan
ook eerlang genoodzaakt om zieh aan Graaf Edzard te onderwerpen, die haar
eenige jaren als Heer en Meester behandelde en er mede zijne munt sloeg (1).
Korten tijd daarna geraakte de Bisschop in geschil met Karel, Hertog van
Gelderland, over de Sloten te Renooi en te Kuinre, op welke zij beide voorga-
ven regt te hebben. De Bisschop liet zieh tot een verdrag bewegen, dat echter
niet lang nadat men het gesloten had door de Gelderschen geschonden werd,
die een inval in Overijssel deden, alwaar zij Goor en Oldenzaal innamen (2).
(1) Zie onze Munten van Friesland, Groningen en FrentAe, bl. 488, en de munten
op PL XVI.
(itpZie over dit een en ander nog onze Munten van Overijssel, bl. 109.
29