
 
        
         
		. .  D S  * BO ..  OB' 
 Op  de  kz.  rust  het  wapensohild  van  het  Sticht op een gevoet kruis.  Omschrift; 
 s p s   |  TBK  |  is c c   |  m a ß .. 
 K.  B.  o f   K.  weegt  0,25  w.  in  de  Verzameling  des  Heeren  v a n   c l e e p f . 
 Wij  gaan  over  tot  de  munten  op  PI.  XX. 
 N°  53  en  54  zijn  muntstukjes,  die  waarschijnlijk  veelvouden  van mijten, 
 misschien  wel  stukken  van  drie mijten  heetten.  Zij  zijn  de  eerste  Bisschoppe-  
 lijke  Utrechtsche  munten  van  zuiver  koper,  die  ons  voorgekomen  zijn. 
 Op  de  vz.  ziet  men  binnen  eenen  parelcirkel  eenen  tondeldoos,  omringd door 
 vonken.  Omschrift: 
 D2SVID * D a  * BVRGOBDI2S. 
 Op  de  kz.  van N°  53  vertoont  zieh  een  hoogst  eenvoudig  gevoet  kruis,  tusschen  
 welks  beenen  Staat:  { 
 s p i s   |  roß®  |  is c c   |  m a n . 
 Deze  kleine  munt  weegt  in  het Kabinet  der  Leidsche  Hoogeschool  0,27  w.  
 en  bij  den  Heer  v a n   c l e e f p   0,25  w. 
 N°  54  heeft  op  de  kz.  een  kruis,  dat  als  uit  twee  knoestige  doornstokken  is  
 zaamgesteld,  binnen  eenen  parelcirkel.  Omschrift : 
 §1  d d  *  a p p *  W R K ia a ro aB S is 
 hetgeen  waarschijnlijk  zal moeten  betéekenen:  denarii  JUpiscopi  Trajectensis,  of:  
 penningen  (algemeene  naam  voor  allerlei  soort  van muntstukken) van den Utrecht-  
 schen  Jiisscliop. 
 Wij  vonden een  exemplaar,  wegende  0,6 w., in het Kabinet der Leidsche Hoogeschool; 
   bij  Professor LA  f a i l l e   en  den Heer v a n   o l e e p p   wogen andere  0,65 w. 
 N°  55  is  waarsehijnlijk  een  rood  koperen  muntgewigtje  uit  den  tijd  van  Bis-  
 schop  David.  Op  de  vz.  ziet  men  (het  stuk  is  zeer  geoxydeerd  en  daardoor  
 minder  duidelijk)  den  Bisschop  boven  het  wapenschild  van  het  Sticht,  tusschen  
 twee  dusgenaamde  Gothische  kolommen  gezeten. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  het  jaartal  LXXVI,  d.  i.  1476,  binnen  een  versier-  
 sel,  dat  uit  tien  boogjes  bestaat. 
 Weegt  3,1  \v.—   Waarioe  het  stukje  eigenlijk  gediend  hebbe,  is  onzeker  en  
 men  zal  daaromtrent  waarschijnlijk  wel  nimmer  tot zekerheid komen.  Het werd 
 te  Utrecht  bij  het  siechten  der  wallen  in  1834  of  1835  gevonden,  en  bevindt  
 zieh  in  onze  Verzameling. 
 N°  56  en  57  zijn  denkelijk  dublele  of misschien  ook  wel  enkele  stuivers,  die  
 hoogstwaarschijnlijk  te  Hasselt  geslagen  zijn,  nadat  Bisschop  David zieh te Wijk  
 bij  Duürstede  gedwongen  moest  ophouden.  Men  zie  het  door  ons  boven  op  
 bl.  202  medegedeelde  Charter. 
 Op  de  vz.  vertoont  zieh  de  Bisschop  in  de  gewone  zegenende  houding  met  
 zijnen  staf,  terwijl  het  wapenschild  van  het  Sticht  voor  hem  staat,  binnen  een  
 dusgenaamd  Gothisch  versiersel.  Omschrift: 
 SKBGTCVS % MKRWIB' * S P S ' 
 Op  de  kz.  staat  het  Bourgondische  wapenschild  binnen  eenen  parelcirkel  met  
 eene  vijfpuntige  ster  daar  boven.  Omschrift  van  N°  56: 
 jg.  SBOBSIBK * BOVZS * S P S ' 4 TROTSCOTSB'  
 en  van  N°  57: 
 *   JROBSrPK * BOV72  * S P IS G '»  enz. 
 N°  56  weegt  2,2  w.  in  het Koninklijk Kabinet,  en  2,3  w.  bij  den Heer  v a n   
 c l e e f p ;  bevond  zieh  ook  bij  Professor  s e r r u r e . 
 N°  57  weegt  in  het  Koninklijk Kabinet  2,35  w.;  in  dat  der  Leidsche  Hoogeschool  
 2,3  w.;  verder  bij  den  Heer  v a n   c l e e p p   2,5  w.;  bij  wijlen  den  
 Heer  k e e r   2,337  w.;  bij  den  Heer  d e   r o i j e   2,2  w.;  bij  den  Heer  m a c a r c 
 2,3  w.  enz. 
 N°  58  is  waarschijnlijk  een  heele  of halve  stuiver  geweest. 
 De  type  van  voor-  en  keerzijde  is  de  zelfde  als  van  de  N°  56  en  57;  alleen  
 heeft  het  figuur  boven  het  wapenschild  op  de  kz.  meer  van  eene  roos.  Het  
 omschrift  der  kz.  luidt: 
 ►J.  iBOBlfllK * BOVK * S P IS ' * IHRKISCCTSB. 
 Weegt  in  het  Koninklijk  Kabinet  1,8  w. 
 Bij  abuis  staan  deze munten  bij  v a n   m i e r i s   op  PL  XI  onder  de  munten  van  
 Filips  van  Bourgondie;  zij  behooren  onder  David;  zie  ook  'smans  bl.  289. 
 N°  59  en  60  zijn  munten  als  de  N°  56  en  57.  Zij  verschillen  van  deze  alleen  
 door S P IS  in  plaats  van S P S ' op de  voorzijde,  alsmede  door het ontbreken  
 van  het  sterretje  en  roosje  boven  het  wapenschild  op  de  keerzijde.