tijdvak wij den denarius toekenden, door ons op Pl. V I, aan het einde der
derde rij, medegedeeld. Het tegenwoordige muntje is te Groningen in 1852
gevonden.
Op de vz. ziet men een kerkje met het omschrift :
D27V0BT0R.
Op de kz. een gevoet kruis, tusschen twee van welks beenen een arendje en
tusschen twee andere een Bisschopsstaf, met een ring daaraan bevestigd, ge-
zien wordt. Omschrift :
27 DSRIGVS
waarschijnlijk Baldericus.
Het gewigt is 0,6 w.
Zoude het ook van een Deventerschen Proost zijn, bij het ledig staan van den
Bisschoppelijken stoel? Wij vinden echter op de lijsten der Deventersche Proosten
, die bij dumbar in zijn Kerlcelijk en wereldlijk Deventer voorkomen, geenen
Proost van dezen naam, doch in de lijst op bl. 320 aldaar ontbreekt de opgave der
Proosten tusschen Philippus, die in 1129, en Lotharius, die in 1167 overfeed,
zoodat het zeer mogelijk is, dat er een Baldericus tusschen bestaan hebbe.
Maar hebben de Proosten het regt gehad om hunne namen op sede vacante
munten te plaatsen (1)? Wij twijfelen er niet aan, hoewel ons ten opzigte van
Duitschland in de 1 2 e eeuw geene sporen zijn voorgekomen bij z e p e r n ic k in
zijne Kapitels- und Sedisvacanz-münzen, ¡fe. (Halle 1822, 4o).
N 6 is een muntje van de zelfde soort ais wij op Pl. VII onder N° 15,
alsmede op Pl. XXVIII onder. N° 1 en 2 der onzekere, hebben laten afbeelden.
Het onderscheid bestaat thans daarin, dat de afgebeelde persoon zijne beide
handen omhoog heft.
Z. Het gewigt is 0,3 w. De penning of denier bevindt zieh in het Kabinet
van Professor l a p a i l l e te Groningen. Het stukje werd aldaar ten jare 1840
in de vaart gevonden.
N 7 is een eenigzins afwijkend exemplaar van de Veluwsche munt van Bissehop
Aarnoud van Hoome, door ons afgebeeld op Pl. X I I , N° 7 ; het hoofd
( 1 ) Vergelijk het gevoelen van den Heer t h o m s e n , boven bl. 5 7 medegedeeld.
van den Bisschop komt namelijk veel'lager op het wapenschild. Van het omschrift
is alleen leesbaar:
27RB SPG • TR27.
De kz. wordt door een- gelijkbeenig kruis in vier gelijke deelen gescheiden.
Daar is van het omschrift leesbaar:
* ÍBOB I . . . I . D S I wiec.
d. i. Maneta de Herdewic.
Z. weegt 0,55 w. en bevindt zieh in de Verzameling van Prof. l a p a i l l e .
N° 8 is een vierde groot van Bisschop Prederik van Blankenhein, van de
zelfde type als de N° 5 op Pl. XXIX. Wij geven de tegenwoordige afbeel
ding alleen omdat dit later ontdekte exemplaar duidelijker is dan het vroegere.
Het omschrift der vz. is zonder eenigen twijfel :
PRSDSRIG 8 DSI 8 GR27 8 S
en dat der kz. :
>£ MOBST27 8 B ] OV27 8 D 8 ba27SS
Z. weegt 0,6 w. Kabinet van Professor l a p a i l l e te Groningen.
Voor de N° 9 , 10 en 11 hadden wij nog den tijd om de beschrijving daar-
van in den tekst van ons werk óp te nemen, zoodat wij de vrijheid nemeñ onze
lezers derwàarts te verwijzen. Het ongenummerde muntje op deze Plaat is ons
onder de correctie van dit vel geworden. Het berust in eene Verzameling te
’s Hertogenbosch.
Vz. Om een Bisschoppelijk borstbeeld het opschrift:
i f MOBST27 » TR271SGT
Kz. Om een Karolingisch kruis binnen eenen parelcirkel het opschrift:
SIVIT27S » TR27ISGT
Z. Het gewigt is 0,15 wigtje.
En hiermede eindigen wij de uiterst moeijelijke taak, welke ons zoo lang
gedrukt heeft, om namelijk onze beste pogingen in te spannen ten einde toch alle
nog bestaande Utrechtsehe Bisschoppelijke munten, alsmede de Heerlijke en de
Stedelijke dito van vóór 1576 Op te sporen. Niet gaarne zouden wij voor eene
handvol gouds weder dergelijke hersenbrekende taak op ons nemen en danken
den goeden God dat wij hier punctum mögen zetten.