N° 8 weegt 0,65 w. en berust b ij den Heer stracker.
N° 9 weegt even veel, bij den Heer mu n n ik s v a n c l e h f .
N° 10 weegt 0,6 w ., bij de Heeren von r e ic h e l en mtjnniks v. c l b e f f .
N° 11 weegt waarschijnlijk even veel en is door ons ontleend aan den Atlas
van LELEWEL.
N° 12 weegt 0,8 w .; berust in onze Verzameling.
N° 13 weegt 0,65 w .; in het Koninklijk Kabinet.
N° 14 weegt 0,8 w.; in de Verzameling van wijlen den Heer. k e e r .
N° 15 weegt 0,65 w.; in het Koninklijk Kabinet.
N° 5 , op de Supplementplaat N° X XV II, werd ons in cliche nit de Verzameling
van den Heer von r e ic h e l toegezonden.
N° 6 , een gouden munt, in het bezit van den Heer b a l f o o r t , komt aan
den grooten Muntkenner (vooral van middeleeuwsche munten) th qmsen zeer
verdacht voor, als die ons daarover meldt: »an das Gold habe ich gar kein
Vertreuen; er ist vermüthlich nur ein vergoldeter Exemplar.»
Beide N° 5 en 6 worden door thom&en voor het werk van valsche munters
aehouden. , ,
N° 16—25 zijn denarien.van onzen Bisschop, of misschien op zijnen, naamook
later vervaardigd, geslagen binnen de villa Gruoninga, hem in 1040 door Keizer-
Hendrik IV geschonken, en wel tussehen dat jaar en 1 054, het jaar van sBisschops
overladen, voor zoo verre ze niet na zijnen dood mogten zijn nagebootst, toen
Bernold’s opvolgers in het afgelegene Groningen geen numerair konden bezorgen.
Op de vz. ziet men eene Priesterlijke beeldtems met geschoren hoofd m
prächtige kleeding e» voorzien van eenen kromstaf; in het veld ter beide zij den
van de beeldtenis vertoonen zieh op meest alle exemplaren dne o e jes van
voor ons onzekere beteekenis. Het omschrift is doorgaans (immers op die
exemplaren, die niet het product van fa k a r ii schijnen te zijn):
SGS BON1FACIVS ABCHIEPS.
Men weet, Bonifacius: was als zendeling de ware Apostel van de streken, voor
welke deze munten moesten dienen.
N° 17 heeft SCT; N° 19— 24 schijnen nagemaakt te wezen.
Op de keerzijde leest men binnen eenen cirkel:
CRV
ONIN
CE
Op de nagebootste met duideüjk blijkbare verwarring.
In den rand Staat meer of minder juist:
^ IV •BERNOLDVS• EPS ■
hetgeen zal moeten zijn (de I kunnen wij niet verklären) : venerabilis Rernoldus
episcopus. Dat venerabilis is ons mede reeds voorgekomen op andere munten uit
de I I e eeuw, met name op die van den Frieschen Graaf Egbert I. Zie onze
Mimten van Friesland, Groningen en Drenthe, Pl. I I I , N° 1 , 2 , 9 , 1 0 , 1 1 , 13, 14.
N° 16, 17 en 18 wegen ieder 0,7 w. De beide eerste bevinden zieh in
het Koninklijk Kabinet; N° 18 in de Verzameling van Professor l a f a i l l e ;
N° 19 en 2 0 , in het Koninklijk Kabinet en bij den Heer k e e r , wegen 0,75 w.;
N° 2 1 , bij den Heer d e voogt , weegt 0,65 w. ; N° 2 2 , bij den Heer s t r ic k e r ,
weegt 0,75 w. ; N° 2 3 , in onze Verzameling, 0,65 w. ; N° 2 4 , in de Verzameling
van wijlen den Heer k a a n , 0,8 w._; N° 25 ontleenden wij aan k o e h n e ’s Verhan-
dfeling: lieber die im, Russischen Reiche gefundene Abendländische Münzen, enz.
N° 26—33 (Pl. II) zijn alle onderling verschillende denariën, welke op de
Vz. eenen Bisschopsstaf vertoonen, die, opdat men er niet aan zoude twijffelen
wat hij voorstelt, bet woord- BACVLVS in onderling afwijkenden vorm en stand
der letters nevens den staf geplaatst heeft. Deze kinderlijke manier van han-
delen in de I I e eeuw is ons vroeger reeds voorgekomen; zie b. v. eene munt
van Hendrik I , Hertog van Braband, waarop eene ;afbeelding van eenen leeuw
met het bijschrift LEO; eene van Maastricht met den sleutel, waarbij het
ppsebrift CLAVIS, enz. enz.
Het omschrift in de rondte is op het beste exemplaar (N° 32) :
ifr BERNOLDVS EPS
doch op de meeste exemplaren ontbreekt de B en is het EPS mede zeer
verbasterd.
Op de kz. ziet men een Karolingisch kruis met vier bolletjes tussehen deszelfs
beenen, en in den rand de muntplaats Groningen op verschillende wijzen aan-
gegeven, als Geroniggra, Groniggea, Geroniggea, Gruoniggea, Griniggea ; aan
4 *