
 
        
         
		enen  gouden  penninck,  even  goet  als  enen  gouden  sunt  Andries  gulden,  die  xx  nyewe  
 stuvers  doen  zel,  ende  zel  oick  doen  slaen  enen  stuver,  daer  die  xx  of doen  zellen  den  
 nyewen  gouden  penninck  voirsz.  (halve  stuver,  geheiten  cromstuver,  daer  die xx  of doen  
 zelleh  den gouden  penninck  voirsz.)  ende voirt  oert  van  stuuers,  ende  ander mynre munte  
 na  advenant,  goet  gelt  wesende ende  goet gelt  blivende  om  voerder  verloep  te  verhueden. 
 Dit  is  die  valuacie  ende  tgeset  vanden  gelde  ende  yerst  van  den  gouden  penninghen 
 Die  Johannes  ende  Philips  nöbelen  . .  XLIX stuv. 
 Die  Vlemsche  nobel  mitter  roset  .  . xLvin — 
 Die  Ryder  . . . . . . . — 
 Die  halve  van  dien  ..  .  .  .  .  .. xin 
 Die  leeuwe  . . . . . . . — 
 Die  tweedeel  van  dien  .  .  .  .  . . — 
 Die  derdendeele  .  .  .  , — 
 Die  nyewe  half nobele  van  oestenryck  .  . .  ;  .  XXIV - r  - 
 Die  cronen  mitter  son  .  .  .  .  .  . 
 Die  crone  sonder  son  Karolus  en  ludovicus1  .  i .i':  n . t   .'  XXIV r*y>! 
 Den  Henricus  nobel  .  v  .  .  ,  . : --- 
 Die  halve  van  dien  .  .  :.  .  -  . -  '  . . bii 
 Die Saluyt  .  •  .  .  .  / i .   ;  . — 1 
 Die  ytaliaensche  ducaet *  .  .  .  .  ehf .  .  XXV — 
 Die  nobel  mitter  rose  .  .  .  . . . -----j 
 Die  angeloten  van  dien  j  .  .  . XXXVII I U I  W. 
 Die  half  nöbele  van  dien  .  ..  C  .  . i  -. i  xxvm — 
 Dat  vierendeel  van  dien  na  advenant;'  
 Die  ongersche  ducaten  .  i:  .  • .   .   XXVI 
 Die  Eynsche  gülden  .  ¿i&ticv  ..y’ — 
 Sunt Andriesgulden  en  Guilhelmus "seilt  .^  .■  : . !   •  .   •  XX- -- 
 Den Davids  Rynsgulden  (l)-j 
 Den  Peter  J -----1  oirt. .   X V II 
 Den  Gelreschen  ryder  .  .  .  . •  .  . —  ix wit. 
 Die  herpen  (2)  .  ...  l.,~.  ■!;  ¿1  .iy,"  ’  * — .  . 
 Den  Phs  seilt  fredericus  en  bevers  gülden  .  . 
 (1)  Misschien  de mu n ten   P I .  X V I I  ,  N °   -7  en  S. 
 (2)  Zijn  de   door  ons  op  P I .  X Y I   onder  N °   1— 4   afgebeelde  munten. 
 Den  Rodolphus  gülden  (1)  . . .   .  *  .  •  .  xiiiVg  stuv. 
 Die  coelsche  Postulaet  .  .  v  * •  •  •'  •  ;  XI1 ^2 
 Den  Amoldusgulden  .  ,  .  ...  •(  *  t 
 Als  dese  pen.  van  gewichte  zyn.  i 
 ^ Van  den  sulveren  paymente,  . 
 Die  groten  sulveren  Eeael  (2)  .  .  ,  . .  •  •  ;  .  '  xx .crornst. 
 Den  dubbelden  griffoen  .  .  ..  •  •  •  •  IV  * 
 Den  enkelen  griffoen  .  .  .  *  *  •  •  11  : 
 Den  dubbeld  penninck  mitten  I I   helmen  die  men  nu  mimt  (.3)  -iy  -r,  
 Den  halven  van  dien  .  .  .  •  ».  •  •  •  11 
 Den  enkelen  van  dien  '.  .  .  ...  •  •  :  *  ,  •-  1  t 
 Den  grot.  dubb.  pen.  phil.  ende  kar.  stuv.  .  .  •  111/* 
 Den  enkele  philips  ende  Karolus  stuv.  .  .  •  •  x 
 Die  halve  van  dien  '.  .  .  . . .   . •  q   y  ~ 
 Die  vuerysers  (4)  .  .  .  r  *  .  *  :  *  v  .  xx  | 
 Die  enkele  van  dien  .  .  .  •  •  •  .  x 
 Die  halve  geheit.  Karmaneg  en  leenshoefg.  (5)  .  .  .  nfrVg  — 
 Den  coelschen  stoter  mitte  drie  cronen  .  .  •  .  iv  crornst. 
 Den  deventer  penninck  mitten  aern  [arend]  .  .  .  x1/^  wit. 
 Die  groninger jagers 
 Myns  gen.  Heeren  jagers  (  ^  *  xml/  __ 
 Myns  Heeren  dubb.  stuvers  lest  gemaictf  
 Die  oude  Johannes  braspenninck  J 
 Die  halve  Johann,  brasp.  en  halve  jagers  .  .  •"  .  vi  — 
 Die  vierendelen  .  .  .  .  .  •  *  *  .  i i i — 
 Die  half myns  Heeren  dubb.  stuver . . . . .   vityg  
 Die  oude  boddragers  .  .  .  .  •  •  •  •  x^   — 
 (1)  Misschien  de  zelfde  a ls  de   Postu la a tg u ld en   van  R udqlf  van  Diepholt. 
 (2)  Deze  mu n tso o rt  v an   fijn  zilve r  is   d oor  ons  afgebeeld  in   onze  Munten  van  Brdband  en  Limburg,  in   de  
 Munten  der  Graven  en  Hertogen  van  Gelderland,  en  in   de  Munten  van  Holland  en  Zeeland,  enz. 
 (8)   ‘Waarschijnlijk  de  m n n t  voorkomende  op  PL  X X ,  onde r  N o   2 2 ,   onz e r  Munten  van  Braband  en  Limburg;  
 m a a r  wij  kennen  geene  halve  no ch   enkele  van  deze  m untsoort. 
 (4)  Zie  de  U tre ch ts ch e   afgebeeld  op  P I .  X V I I I ,   N °   8 0   e n   32. 
 (5)  Zoude  deze  le z ing  wel  ju i s t   zijn?