
 
        
         
		Op  de  kz.  rust  het  wapenschild  van  Bourgondië  pp  een  groot  gevoet kruis.  
 Omschrift : 
 MO' * RO'TTVR' * 6.PI * rpRSiacCW' 98. 
 Eene  afbeelding  dezer munt,  zonder jaartat,  komt  voor  in  het  dusgenaamde  
 TAresoor  van  1580,  alsmede  bij  van  mieris,  Pl.  IX,  Na  11.  Zeer  juist  is  
 het  stuk  afgebeeld  op  page  19  van  het  Supplement  der  Monnayes  en  Or  du  
 Cabinet  de  S.  M.  VEmpereur,  alsmede  in  köhi.er’s  Ducaten-Cabinet  (onder  
 N°  1670). 
 Wij  vonden  de  munt  in  het  Kabinet  van  wijien  den  Heer  k e e r   (8,11  w.),  
 en  bij  de  Heeren  s t r i c k e r   (3,  3  w.)  en  b e e b a e r t s   (3,15  w.). 
 De  N°  7  ontleenen  wij  aan  v a n   m i e r i s   ,  daar  het stuk  ons  in  het  oorspron-  
 kelijke niet  voorgekomen is. — Op de vz.  ziet men Christus  in  eenen  Gothischen  
 zetel  zittende  en  de  vingers  der  regterhand  in  zegenende  houding  opheffende.  
 Met  de  linkerhand  omvat  Hij  het  Evangelieboek.  Voor  Hem  is  het  gedeelde  
 wapenschild  Utrecht-Bourgondië  geplaatst.  Omschrift: 
 ö l s g i  • d k v id  ■ s s r v v  • n i a 
 voor  servum mewm.  Zie  Psalm LXXXIX,  vs.  21.  (Ik  heb  David  mijnen  die-  
 naar  uitgekozen.) 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  een,  als  in  pijnappels  eindigend,  zeer  versierd  kruis,  
 tusschen  welks  beenen  de wapenschilden  van  Oud-  en  Nieuw-Bourgondië,  van  
 Braband  en  Limburg  gezien  worden,  terwijl  op  het  hart  des  kruises  het  wapen-  
 schildje  van  Viaanderen  ligt.  Het  omschrift  is: 
 >J<  SRO ■ RO ■ TSV • DTSVID • D a  ■ BVRG • a P I  • TOR. 
 De  N°  8,  h o e w e l   de  z e lf d e   m u n t s o o r t ,   i s   v a n   e e n ig z i n s   a n d e r e n   S t em p e l ,  
 v o o r a l   w a t   de  k z .  b e t r e f f . 
 Op  de  vz.  staan  alleen  sommige  letters  van  het omschrift op eene andere plaats. 
 Op  de  kz.  zijn  de wapenschilden  op andere wijze gerangschikt en is het schildje  
 op  het  midden  van  het  kruis  veel  kleiner  dan  dat  op  N°  7. 
 Van  deze  munt  is  ons  één  exemplaar  voorgekomen,  en  wel  bij  den  Heer  
 b e e l a e r t s ,  wegende  3,25  w. 
 N°  9  en  10  zijn  youdguldens,  die  waarschijnlijk  geslagen  zijn,  even  als  de  
 zilveren  munten  N°  56  tot  61,  tijdens  Bisschop  David  zieh  gedwongen  te  Wijk 
 bij  Duurstede  ophield,  en  zijn  misschien  te  Hasselt  vervaardigd  geworden. 
 Op  de  vz.  ziet  men  de  afbeelding  van Utrecht’s  Schutsheilige,  Sint Maarten,  
 in  eenen  Göthischen  zetel..  In  de  regterhand  hoüdt  hij  een  staf,  terwijl  hij  de  
 linker  in  eene;  zegenende  houding  opheft.  Voor  hem  staat  het  wapenschild  van  
 het  Bisdom.  Heb omschrift  op  N°  9  is : 
 S7SRCTVS  MTSROUR'  S P IS . 
 Op  Na  10  is  het  laatste  wöord  aldus:  S P S '. 
 De  kz.  dezer munten  bevat  het: Bourgondische  wapenschild  binnen  een  compartiment, 
   bestaande  uit  drie  dubbele  bogen,  vereenigd  door  even  zoo  vele  uit-  
 springende  hoeken.  Omschrift : 
 »v,  MUR"* ROV7Î  S TSVRSTÎ * 'BRKISCCI’S R ' 
 N°  9  weegf  3,1  w.  in  het  Koninklijk  Kabinet;  3,4  in  dat  van  het  Priesch  
 Genootschap ;  3,35  in  dat  van  het  Noord-Brabandsch  Genootschap,  en  werd  
 verder door  ons aangetroffen  in het Kabinet te  Weenen  (zie Monnayes en Or Syc. ,  
 Supplement,  page  19),  bij  de  Heeren  v a n   g l e e p e ’,  j .  d e   m e i j e r   (te  Gend),  
 BEELAERTS,  d e   r o u e  ,  v a n   d a m   ,  d e   WIJS  en in onze eigene Verzameling.  Men  
 zie-over-  dezé'  munt  ook  m a d e r , .   Kritische  Beyträge  8yc. , M l ,  248,. 249 » en  
 k ö h i .e r ’s   Dueaten- Cabinet,. NQ¡  11671.  Het gehalte wordt  opgegeven  te zijn van  
 15  karaten. 
 N°  10  vonden  wij  bij  wijien  den  Heer  k e e r   (3,368  w.,  a fleur  d e coin),  bij  
 den  Heer  s t r i c k e r   (8,3  wi),  en  bij  den  Heer  s.  v a n   d a m   d w z . ;   het  exemplaar  
 bij  den  Heer  SANTeE  is  besnoeid. 
 Wij  gaan  thans  over  tot  de  zilveren  muntèn,. en  dan  schijnt  het  uit  de  met  
 jaartallen  voorziene: munten  te  blijken,:  dat  onze  BissSchopr in  de  eerste  jaren  van  
 zijn  bestuur  niet  gerhunt  heeft;, .’ 
 De  N°  I I ,. 12  en  13  zijn muntstukken  die  het jaartal  1466  dragen,  en  be-  
 hooren  tot  de  oudste Nederlandache,  die  ons' verhalen  in  welk  jaar  zij  vervaardigd  
 zijn.  De  oudste-Nederlandsche  is,  whnneer  men  die  van  Schoonvorst  (zie  
 de  Platen  Onzer  Munten  der  Beenen  in  Braband  en  Hamburg,  enz.,  later  uit  
 te  geven,  dooh  thans  reeds  gegraveerd)  uitzondert,  eene  Groningsche  munt  
 van  het  jaar  1437;  zie  onze  Munten  van  Friesland,  Groningen  en  Drenthe,  
 Pl.  X ,  Xa .45.