
 
        
         
		deel  van  het  Sticht  in  handen  van  Karel  van  Egmond  gevallen.  Hij  had  zieh  
 onder  anderen  van  Amersfoort,  Khenen  en  het  Slot  ter Horst  meester  gemaakt. 
 Terwijl  dan  alzoo  de moeijelijkheden  van  dag  tot  dag  vermeerderden,  wist  de  
 Bisschop  naauwelijks  meer  hoe  zieh  te  keeren  of te  wenden.  Eindelijk  besloot  
 hij  zieh  in  de,armen  der  Oostenrijksehe  partij  te  werpen  en: begon  in  onderhan-  
 deling  te  treden  met  Margaretha,  Landvoogdes  der  Nederlanden .  voor Keizer.  
 Karel.  He  wederzijdsche  gezanten  kwamen  in  November  des  gemelden  jaars.  
 1527  te  Schoonhoven  bijeen.  Van  de  Utrechtsohe  zijde  werd  den  Hollandschen  
 afgevaardigden  onder  het  oog  gebragt,  hoe  veel  er  hunne  partij. aan  gelegen  lag ,  
 dat  de  Gelderschen  uit  het  Sticht  verdteven  werden,  waarom  mein  op  het  on-  
 verwijld  zenden  van  hulptroepen  aandrong.  Toen  de  llollandsche  afgevaardigden  
 zieh  van  de  dringende  noodzakelijkheid  overtuigd  hadden,  werd  er  eene  
 vergadering  der  Staten  van  Holland  beschreven,  en, aan  deze  onder  liet  oog  gebragt  
 ,  dat  de  Bisschop  heimelijk  met  geld  ondersteund  moest  worden.  Eer-  
 lang  werd  dan  ook  door  gemelde  Staten  eene  buitengewone  bede  . van  tachtig-  
 duizend  gulden  ingewilligd. 
 Doch  het  was  Bisschop  Hendrik  niet  alleen  om  tijdelijkeohulp  der  Hollanders  
 te  doen;  hij  wilde  zieh  ook  ontdoen  van  alle,  wereldlijk  gezag,  zoowel.in  het  
 Nedter-  als  in  het  Bovensticht,  ten  behoeve  van  den  jeugdigen . Keizer Karel,  
 bijaldien  deze  hem  slechts  een  behoörlijk  jaargeld  uit  de  inkomsten  van : het  
 Sticht  verzekerde.  Ten  gevolge  van  deze onderhandelingen was,, met bewilliging  
 van  den  Bisschop,  Overijssel  reeds s in  de  magt  van  den  Oostenrijkscheni Vorsti  
 overgegaan,  hoewel  de  formele  overdragt  eerst  op  den  7  Januarij  1528  plaats  
 had  (1),  maar  met  het  Nederstieht  kon  zulks  nog  niet  geschieden,  aangezien  
 het  grootendeels  door  den  Geldersehen  Hertog  bezet  was.  Men  besloot  dan  in  
 Holland  tot  eenen  gewapenden  inval  in  het. Sticht;  doch  Karel Van  Egmond,  
 hiervan  de  lucht,  hebbende,  besloot  de  Hollanders  voor  te  komen,  en  tevens  
 voldoening  te  verschaffen  aan  de  wraakzucht  der  Utrechtsche  Geestelijkheid  en 
 (1)  De  voomaamste  gebeurtenissen,  die  gedurende  de  vierjarige  regering  van  Hendrik  
 van Beijeren  in  Overijssel  plaats  hadden,  hebben wij,  gelijk ook deze overdragt,  vermeld in  
 onze  Munten  der  Heeren  en  Steden  van  Overijssel,  bl.  124—130. 
 Ridderschap,  die  bijzonder  gebeten  waren  op  den  Raad  van  Holland,  die  naar  
 het  bewind  over  het  Sticht  streefde  en,  in  spijt  van  de  bevelen  des  Keizers,  de  
 doorbrekende  Hervorining  zoo  in  het  geheim  als  in  het  openbaar  ondersteunde.  
 De  ruwe  Karel  van  Gelre,  die  geheel  krijgsman  was,  bemoeide  zieh  met  geen  
 onderzoek  of de  Raad  van  Holland  in  de  verbastering  der  kerk  ook  reden  mögt  
 gevonden  hebben  om,  bij  den  tegenstand  der  Geestelijken,  zelf,  al  was  het  dan  
 ook  veelal  niet  openlijk,  de  hand  aan  het  werk  der  verbetering  te  slaan. 
 Aan  Maarten  van  Rossem,  tot  Veldmaarschalk  van  Gelre  verheven,  werd  de  
 uitvoering  van  een  stout  wapenfeit  opgedragen.  Men  is  het  met  eens  of hij  
 2200  man  (2000  voetknechten  en  200  ruiters)  of wel  slechts in  het geheel  1300  
 man  met  zieh  op  den  togt  gehad  hebbe;  maar  hoe  dit  zij',  met  deze niet talrijke  
 bende,  Vergezeld  van  eenige  Utrechtsche  burgers,  trok  van  Rossem,  onder  Kei-  
 zerlijke  banieren,  ten  einde  geen  opzien  te  verwekken,  met  den  meesten  spoed  
 voorbij  Montfoort  en  Woerden  längs  den  Rijn  en  verder  naar  ’s Hage.  De  be-  
 zetting  van  Leiden  liet  hem.  tegen  haren  wil,  op  hooger  bevel,  ongemoeid  de  
 wallen  voorbijtrekken.  Niet  zonder  reden  gaf  zulks  aanleiding  tot  het  verrnoe-  
 den,  dat  de  Landvoogdes  in  het  geheim  was  en  den  togt  der  Gelderschen  goed-  
 keurde,  ten  einde  den  Staten  van  Holland  schrik  aan  te  jagen,  en  daardoor  
 eene  geldleening  tot  bestrijding  der  oorlogskosten  door  te  drijven;  eene  zaak,  
 waartoe  de  Staten  nog  maar  niet  konden  besluiten.  . 
 Op  zijnen  togt  door  Voorschoten  stak  Maarten  van  Rossem  een  tweetal  wo-  
 ningen  van  landlieden  in  den  brand,  en  deed,  na  het  ontrollen  der  Geldersche  
 banieren  en  onder  den  kreet  van  Gelre!  Gelre!  van  twee  zijden,  namelijk  van  
 het  Haagsche  Bosch  en  van  Rijswjjk ,  eenen  aanval  op  ’s Hage. 
 Daar  steeg  de  verwarring  weldra  ten  top;  wie maar kon , nam in allerijl de vlugt  
 naar  Delft,  velen  zelfs  met  achterlating  van  alle  hunne  goederen.  Het  Hof van  
 Holland  werd  ingenomen  en  bezet,  doch  weinige  woningen  van  burgers  (de  
 huizen  bewoond  door  Edelen  van  Geldersche  afkomst  of  den  Gelderschen  genegen  
 alleen  uitgezonderd)  werden  van  plundering  verschoond;  iets,  waardoor  de  
 woeste  krijgsman  eenen  alleraanzienlijksten  buit  behaalde.  Daarenboven  werd  
 er  aan  het  toen  reeds  beroemde  Vlek  eene  brandschatting  van  twintigduizend  
 goudguldens  opgelegd.  Na  het  plegen  van  de  grofste  buitensporigheden  keerde