
 
        
         
		in  kleuren  van  den  Brabandschen  leeuw.  Het  omschrift  op  de  N°  1,  die wij  
 alleen  uit  de  afbeeldingen  van  v a n   m i e r i s   kennen,  is: 
 m em a ß iu o  • d   )  osb • d k v id 
 d.  i.  Heer,  gedenk  aan  David. 
 Op  de  kz.  ziet  men  een  buitengewoon  versierd,  in  leliën  eindigend,  schild,  
 hebbende  in  deszelfs  hart  de  letter D ,  tusschen de beenen van het kruis de letters : 
 D  2Î  V  I  
 makende  te  zamen  het  woord  David. 
 Verder  vertoonen  zieh  boven  gemelde  letters,  tusschen  de  beenen  van  het  
 kruis,  vier  tondeldoosjes,  behoorende  bij  de  Ridderorde  van  het  Gulden  Vlies,  
 de  Orde  van  het  Huis  van  Bourgondië,  waartoe  hij  behoorde,  die  de  munt  had  
 laten  vervaardigen.  Het  omschrift  is  op  N°  1 : 
 D2ÏVID ■ DeC • BVRGVKDI2Î ■ S P S  ■ ruRKISecmaRS. 
 De  N°  2  heeft  tot ■ omschrift  op  de  vz. : 
 snamsiOTO * d   |  O fnm a  *  d k v i d 
 en  op  de  kz. : 
 ^   DTîviD î  D a  î  b v r g o r d i t s  ¡# a p i s a o p v s  *  m R 7 n a a ro a n . 
 Deze  munt  weegt  in  het  Koninklijk  Kabinet  3,3  w. 
 De  N°  3  heeft  veel  kleinere  letters  in  de  omschriiten;  overigens  bestaat er 
 geen  verschil  met  de  N°  2. 
 Het  door  ons  geteekende  exemplaar  berust  in  de  Verzameling  van  den  Heer  
 sTBicKER  en  weegt  3,15  w. 
 N°  4  heeft  in. het  omschrift  der  kz.  THRTSiaeCftia  voor  ftlRTSiaeCftiaD.  
 Komt  mede  voor  in  de  Verzameling  van  den  Heer  s t r i c k e r   en weegt  3,3  w.  
 N°  5,  een  enkele Davidsgulden  of Davidsharp,  heeft  op  de  vz.  het  gekroonde  
 borstbeeld  van  Koning David,  met  de  harp  in  de  regier-  en  den  schepter  in  de  
 linkerhand.  Voor  hem  ziet  men  het  wapenschild  van  het  Bisdom.  Omschrift,  
 na  een  dusgenaamd  Geldersch  kruis:  . 
 a sm v iiiw  *  a v '  o a  * GRaGiB'* p*  <>' 
 d.  i.  Eictulit  eum  de  gregiius  in  ornniim  (regem) ;  Hij  heeft  hem  van de kudde 
 verheven  tot  een  Koning  over  allen. 
 Op  de  kz.  ziet  men  het  wapenschild  van  Bourgondië  in  een  compartiment 
 van  acht  bogen;  alles  gevat  binnen  eenen  parelcirkel.  Het  omschrift  is: 
 o io n a ' * n o ' * tsv' * a p i * WRKiaemv 92. 
 Dit  laatste  beteekent  het  jaartal  1492,  dat  merkwaardige  jaar,  waarin  c h r i s -  
 t o f f e l   c o lum b t js ,  eene  nieuwe  wereld  ontdekte,  die'weldra  in  de  16e  en  17er  
 eeuwen  zoo  velel hönderde,  ja  duizende  scheepsladingen  zilver  zoude .doen  aan-  
 voeren,  dat  er  een  geheele  ommekeer  in  de;verhoudmg  tusschen  goud  en  zilver  
 kwam,  en  de  zilveren  stukken  zeer  in  omvang  begonnen  toe  te  nemen;  iets  wat  
 tot  in  onze  dagen  heeft  stand  gehouden. 
 Wij  kennen  de  enkele  Davidsharp  in  het  Koninklijk  Kabinet  (1,7  w.),  in  de  
 Verzameling  van  den  Ileer  s t r i c k e r   (1,65, w . ) ;   zij  bevond  zieh  vroeger  ook  in  
 die  van  Professor  s e r r u r e .  In  1769, (en  waarschijnlijk  dus  ook  nog)  bevond  
 zij  zieh  in  het  Keizerlijk  Kabinet  te Weenen;  zie  page  19  van'  het  Supplement  
 der  Monnoges  en  Or  du  Cabinet  de  iS.  M.  l’Mmpereur.  Deze  munt  is  daar  
 afgebeeld  met  den  klop  van  Holland. 
 Bij  het  stijgen  der  waarde  van  het  goud  zijn  deze' munten,  die  tijdens  of  
 kort  na  de  uitgifte  slechts  15  of  16  stuivers  golden,  onder  Keizer Karel  V ,  in  
 1522,  reeds  geklommen  tot  42  stuivers,  en  werden  zij  door  de  Staten  van  
 Holland  ten  jare  1610  gewaardeerd  op  twee  gülden,  acht  stuivers,. schattende  
 zij  het  mark  dezer  muntsoört  op  167  gülden,  6  stuivers.en  12 mijten;  dat  yan  
 andere  Davidsguldens  (welke  is  onzeker)  5  guldens  op  het  mark  meerder  (1). 
 Aan  het  einde  van  de  Supplementplaat  brengen  wij  de  Davidsharp,  waarvan  
 het  opschrift  op  de  vz.  luidt: 
 ssrovxiim  *  a v s n  *  * o a   * G R a c a .  % * & *  io 
 hetgeen  v a n   m i e r i s   uitlegt:  in  regem  Judaeorum  omnirnn. ■ 
 De  gouden  munt N°.  6,  op  PI.  XVII,  is  wederom  een  Davidsharp,  doch  van  
 geheel  verschillende  type.  De  Koning  is  thans  duidelijk  in  eenen  fraaijen  zetel  
 zittende;  eene  lelie  bevindt  zieh  aan  het  einde  van  zijnen  schepter;  voor  hem  
 Staat  het  wapen  van  het  Sticht.  Het  omschrift  is: 
 a iiaG im   * d k v iw   * s w   *  ö v v ; 
 d.  i.  F.legit  David  servum  suum  (Ps.  LXXVIII,  vs.  70). 
 (1)  Zie  v a n   m i e r i s   t.  a .  p.  bl.  274,  275.