
Et
•fi'
f ,
J
ï 5o K M E E l :
dens k o s t , |en dus viermaâl honderd dut-
zend pondes J omtrent rfr/e en ten half mUUosn
guldens waardig zyn ; indien deeze
Specery eenen zo heerlyken fmaak onzen
Géregten b y ze t; indien ze eene zo onge-
meene verfterkende kragt b e z it, en dus
byna van een onontbeerlyk gebruik, voor*
al by zwaare ontlastingen , - in dé G e neeskunde
is ; indien de Oosterlingen, die
het aangenaame met het nuttige vereenig-
den, er oudtyds lieflyke Reukwerken vaa
maakten, en dit noch doen? Ik heb, zo
fprak de woelagtige Ondeugd, die het goede
ten kwaade misbruikte, myn leger met
myrrhe, alo'é en kaneel welriekende gemaakt.
Spr. 'VII. 17. Doch i s -deeze fpecery een.
Zinnebeeld van de heerlyke Afftammelingen
der Kerke vôlgens dat getuigenis: Uwe
fcheuten zyn een paradys van Kaneel HoogL
IV. 1 3 , 1 4 , dan is een edeler oogmerk
in d e e zen , dan in den voorigen T e k s t ,
waar de verleiding zieh deedt hooreo,
bedoeld — eindelyk, indien de even
genoemde hoedanigheden van de Kaneel zo
overheerlyk z y n , moeten -we dan niet
verzet ftahn over eene Almagt' en W y s heid,
die deeze Schors met die kragten
voorzag; over eene Goedheid, die z e ,
hoewel op een- afgelegen Eiland alleenlyk
groeiende, ten nutte der heele„ Waeréîd
be-
K R U Í Ö N Á G- ' E E - B 0 0 S ! . l 5 i
beft'elde, en dis ze noch heden in alle
lianden doet komen ?
V. Een Landj dat maar één zodanig
Voortbrengfel is dan geenszins buitea
de Godlyke Zorgen geflooten.
A. Daar dit niet te Weerfpreeken is ;
laat onsj hoewel Geilon ook door andere
dingen beroemd i s , volgens uw Plan verder
overfteeken naar andere Eilanden vap
Indie, häar de Molukkes, met naame Ambon,
Orno, Anemo en Nasfeiau, waar
een andere Boom ons leeren z a l, wat
de Schepper vermag, en wat hy wilde
doen ten besten zyner redelyke Schcpfelen
¿
V. En d ie , die is ? Zeg het roy ras.
A. Het is de k r u id n a g e l b o o m , die
aan andere dorstende Boomen eenen vogtigen
grond overlaat, ea z e lf aldaar in
eene heete, drooge en verfchroeide aarde
zo wél wil tieren, dat men dien elders
niet gelukkig heefc kunnen voortkweeken,
ten minften niet tot die volkomenheid,
als men ze op deeze Eilanden ziet wasfem
V. Eén kort woord, bidde ik U , ter
befchryvinge van deezen Boom!
A. Hy verdient onder de fraaifte Boo»
men geteld te worden, gelykepde in lo c f
§n kroon zeer wél eenen Laurierboom,
doch in grootte eenen Beukeboom te Zyn,
IVé DEEL.-. L heb