
I
; " i
X
j - ' j :
t' i
it J ■ ■ ii.: '
í ií l 'i Y I f
M ’ ' ^ f X « ,j. i: ’i :i / ■:
I « 'i ''í '
E A N D E N Í D E R ’ S t O O T E T í . «
dan: één g ro o t« üur gaans; doch daarom,
hoop ik , zai zy ü niet verveelen- Itt
ft einde wil ik ü iets'doen hooren, dat
g y waarfchynlyk in uw leven « nooit gehoord
h e b t , en elders niet veel vindeD
zult.
■ V. Wat i s id a t ? . ' “
'■ Á. Jk zal het U z e g g e n w a n n e e r ; -wy
op de plaais ze lve zullen gekomen zyn-
- V. O welk« een fchoone Laan is deez
e ! Zo- veele lycregte regels van groote
BcukeboomeD aan elke zyde í Zo breede
-weg in het midde! Vier o f meer Ry-
tuigen , te gelyk aankomende, kunnen
bier elkander gemaklyk voor b y ! ; M a a r ,
hoe ongehavend zyn hier, en byna o ve ra l,
de wederzydfcbe Slooten !'
• A. ft Is w a a r , meest-al fchynen,,de,
Blooten onzer wegen ongehaveod, onfier-
lyk. Als men ze in het eene ' jaar oph
a alt, zyn. ze- in -bet volgende met allerleie
Planien begroeid, ft geen wanfraHig:
is flin bet eog ; van iemaat, die gaarne
ónbefiager.’ zwarte . Aardewallen' z ie t , mäar
op geene voordeelen - denkt. ^
V . En %aartoe dan, die P l a n t e a die
Ru igte , die . ,.« • ?
A. Is niet de grond . onder alíe Boomen
, wegens derzelver lommer, en bet,
yoedfel , dat / z y . ; fteeds . daaruit roovea *
, on-
A A R D E W A L t E N / B E G R O E I D , ■ J Ö I
- ©Dgefchikt, . om..er ^ Graanen ia te zaaien?
Moest er dan niets groeien? Konden ,.de
Zoomen.. der «Slooten : niet met andere nuttige
Planten <• beflagen worden ? Ja 1 De
Schepper .dan d ie , om onzen w i l le ,
karig op den : grond i s , en de beste
velden niet wilde gebruiken voor Pianten,
die hy ook elders op anders verlooren’
plekken: kon . doen wasfen , heeft be la st,
dat de nüttigfte Kru'den d e e z e , bo rd cn ,
nevens de randen der wegen, zouden inneemen,
en zieh daar; mede vergenoegen,
Hierom zyn zwarte Aarde wallen, aanftonds
na« het ophaalen, gelyk hier, begroeid
met het geen gy Ruigte noemt, zonder
dat zy ons daartoe tyd o f arbeid afvor-
deren.
-V. I k " blooze 1 niet meer za l ik z e
Ruigte «noemen ; vooral - niec, zo ■ gy my
leeren w i l t , welke Planten hier wasfen,
cn: tot - welke geneezingen, zy kunnen die-'
ten.
' A. Hoewel hier ' van veel te zeggen
va lt, zal i k , ' alleen om Ü te .yoldoen,
eenigen. der hier en elders in ons Land
groeiende Planten- noemen, en derzelver
geneezende kragten Ü leeren kennen, op
dat, wanneer gy daarna dezelven z ie t , dee-
ze aangenaame gedachten in Ü mögen op-
komen. „ Ontmoet ik immer iemant, die
Z 5 . door
I . •
f ll
/■-
V