
•' lí
52 v e r s c h e i d e n h e i d i n b l o e m e n .
opligtende, alies wel befchc^uwt, beter dan
ik met woordea zeggen kan , zult g y over
dit zeldzaam bedekfel verbaasd ftaan. Leen
uwe oogen, om z e lf deeze fraaiheden te
zien.
V . Nu volge de Verfcheidenheid van-
ftand ¡
A. Ook hiervan kan ik U alies niet
opnoemen I Sommige Planten hebben maar
ééne B lo em , anderen zeer v e e le n , ze lfs
eenige duizenden. In fommigen ftaat de
eene Bloem boven de andere, en veele
kleinen voegen zieh foms byeen , o f de
grooten zyn van kleinen omringd, Ea
deeze Bloemen ftaan , o f onder, o f in het
midden , o f boven , digt by den f t e e l , o f
z y hangen naby o f verre van denzelven a f ,
o f liggen op den grond. De meesten vertoo-
neh zieh vóór ons o o g , om ons te be-
haagen : anderen houden zieh fchuil. D ie
des Vygebooms , zéide i k , zit midden
in de vrucht verborgen ; en ’t hier
groeiende Salomons - Zegel (Co«y¡j//arfa po-
lygonatum) ñeeft breede vlak uitgefpanncn’
groene Bladeren , agter welken de zo lie f-
iy k riekende Bloemen zieh verbergen. Z y
fchynen niets dan nederigheid te ademen,
terwyl anderen alie hunne pragt te gelyk
zoeken te vertoonen.
V. Ook is er Verfcheidenheid in \
bloeien ? ^ A. Ik
B L O E I E N E N K O L E U R E N. 5 3
A. Ik heb ü g e z e g d , dat elk Saifoen ons
bloemen levert : laac my er nu bydoen, dat
fommigen alleen b lo e ien , wanneer de Bollen
o f Planten in den grond ftaan ; maar de
Colchicum bloeit er po,k buhen. Op myne
Studeerkamer hing ik , vóór vier maanden ,
©ene Plant , ’t onderfte b o v e n , die men
CaStus flagelliformis noemt, en zp gy w i l t ,
gaa ftraks d erwaards, om ze in dien ftand
bloemen te zien draagen. t le t bloeien van
fommigen duurt maar éénen dag ; van ande;
ren veele dagen , weeken , en ze lfs maanden.
Sommigen, ,die , in het water ftaan,
yerheffen z ieh ,, als de bloeityd gekomen is ,
uit h e tz e lv e , om zieh dan best te kunnen
v e rto on en , en hgar geilagt daar voort te
planten,
V. P e Verfcheidenheid in Koleuren is
bekend.
A. Pragtige Koleuren zyn gewis de
ypornaamfte hoedanigheid , die eene' Bloem
verfiert : maar o f deeze Verfcheidenheid
w é l zo bekend en van U opgemerkt i s ,
weet ik niet. Hier ftaat Pen bed met
Tulpen , paars en wit g e ftre ep t: d o c h ,
gelyk alle Aangezigten der M e a feh en , en
alle bladeren der Boomen v e r fch illen ; zo
zeer verfchillen ook deezen van elkander,
G y zult er geen twee vinden , elkan.
der gelyk —— -— En zo gy verder
D 3 op
<J
j
1: ' 1,
i , ' "
- ' ■
Ml
■‘4 ’
' '