
íen in ons Lichaam na te fpooren. D m ,
fiit is ons nu. nog niec vergund. Zyn
w y te vrede , en zien w y , hoe aange-
oaam ons de Heer van ’ t Heeläl verrast,
wanneer , Hy onzev navorfchíngen met zulke
h e e r l y k e Befchouwingen bekroont ----------
Laac ons nu voortgaan.
y . Zeg my • da-n , Waartoe dienen de
Kwasten der Boomen, di e , in de planken
dborgezaagd, : de Beitels en Schaaven
der Timmérlieden, by de bewerking, zo
v e d . doen lyden ,; die zo lelyke Kasfen
cn Vfimren geeven?
A. De . harde Kwasten zyn van groot
nut voor de Boomen. Z y ,d ie n e n , om de
groote Takken, die zwaar zyn , en dus
ligt konden afbreeken , ’t z y door den
W in d , ’ c« zy - door eigen Hast, zeer vast
in den Boom te zetten, ; en zelfs j veele ^
kleinere Takken te d o en : draagen. Ook
houden z y op de groven deelen van het
Sap, en : laaten de fynen, wel gezuiverd,
doorzygen. . '
V. Hier fchiet my te binnen uw raad,
om, by een Onweder buiten ’s huis zynd
e , niet onder Boomen te gaan fchuilen;
( l . Deel bl. 130. in de 4<ie Druk bl. 135.)
doch gy hebt er my geene reden van gezegd.
A. Die Meid ■ ik meermaalen agter, om
t§ beproeven, o f gy U alleen met de
D d 4 kea»
r ö .'i
I,' ' i'