
480 e e r s t e s c h e p p i n e.
o f liever g e z e g t , een g e vo e len , dat den
waren dienst van God geheel verwoest.
Voldoet Ü dit niet g en o e g , men kan
dan vermoeden , dat m o s e s daardoor eenige
. Egyptifche dwaaiingen, van de Israeliten
ingezoogen, heefc willen wegneemen
: ten minílen viel het oudtyds den
Wysgeeren „zwaar , het kw a ad , dat men
jp de Waereld aantrof, met de Goeder-
tierenheid van den Almagtigen te vereffenen;
en dit bragt de Oosterfche Wysgeeren zo
v e r r e , dac z y beweerden, de Waereld be-"
rispenswaardig, en geen werk v a n .d e 'O p -
perile Goedertierenheid en Wysheid te zyn:
b y de Egyptenaars was zelfs die God ,
welke de Waereld gefchaapen hadt , de
hoogfte Godheid niet. Houdt men dit ia
het oog , hoe verftandig is dan niet m o s
e s herhaaling : het was goed, zeer goedl
Israël moest dus weeten, dat G o d , w e lken
zy moesten dienen, alleen de almagt
ig e , w y z e , e n , goede Schepper der Waereld
was : het beste befchutfel indedaad
tegens de a fgod e ry,, in Egypte g e zien ,
en in Kanaän mede geliefd Laat
dit nu genoeg zyn , en herdenk , : wat
ik U van deeze zo wys en zo goed gefchaapen
Waereld geleerd he b , en hoeí
V. Zekerlyk heb ik U . de grootfte v e r pligting
, dat g y my door de waßr« Filo-
. fo-
V fe R B E E D E "Z A A K E Ki 4S i
' Ib te (in 't I. 'D e e l} het Uitfpanfel eh de
Seraellichten ; -de Lucht en de Verheve*
iingen in d e z e lv e ; de Aarde ea haara
Gronden ■; ’s Menfchen Lichaam en Z ie l;
Bergen en Duinen ; Zee en Rivieren ;
Water en Vuur ----- -- dat g y my (in ’«
i l . Deel} de Eigenfchappen der D ie ren ,
der. Vogelen: en der^ Visfchen , ' byzonder
van di& in. ons Vaderland voorkomen
dat 'g y : my vervolgens (in; ’ t ilL : Dee!)
de In fea en en de Planten — en ,
eindelyk , dat gy my (in ’t IV. D e e l)
de Bloemen en de Zaaden j de Speceryen
en den O o g s t; de Bosfchen en de Boo*
men o n z e sV a d e r la n d s «/hebt leeren keDoen^
ik heb Eenvormigheid eh Verfcheidenheid#
Alvermogen : en Wysheid # Goedheid en
Orde , Schoonheid:, en Pragt in duizend
Werken van. fflynen :Schepper leeren. zien»
Hoe . heerlyk komt • m y ,• n u ; voor (buiten
de , Ongeregtigheid) de heele Waereld van
God 1 Hoe wys en „ goed zy a my nu alio
dingen! Hoe oneindig goedertieren is Hy
voor m y , en voor al _ wat le e ft! . .. . ^
Ik verlies my zelven , wanneer > J k be*
denke ,/ welke deftige gevoelens , welke
grootfche denkbeelden gy my v a n , Hem #
welke nederige g y .m y van my zeilvea
ingeboezemd hebt : dan , , U nu fte zien
ophouden van my verder te leeren , oa
f IV , PEEL. H h jg
■ V
f ,‘ l